Vrij aanvullend pensioen voor werknemers: acht vragen en antwoorden

Roel Van Espen medewerker Trends

Het vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW) viert zijn eerste verjaardag. Met die formule kunnen werknemers een spaarbedrag voor later opbouwen binnen de tweede pensioenpijler.

Ongeveer een jaar geleden werd het vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW) boven het doopvont gehouden. Werknemers die geen of nauwelijks aanvullend pensioen opbouwen via de werkgever kunnen nu zelf beslissen een stukje van hun loon in te ruilen voor de belofte van een aanvullend pensioen later. AXA Belgium kwam als eerste met een nieuw product. Intussen bieden drie verzekeraars een VAPW-levensverzekering aan. Behalve AXA Belgium hebben ook Belfius Insurance en Allianz zich eraan gewaagd. AXA telt een half jaar na de lancering 500 lopende verzekeringspolissen voor het VAPW. Bij Belfius zijn er 52 offertes verstuurd en zijn er 25 lopende polissen. De verzekeraars vinden het te vroeg om het succes van het product te evalueren. Volgens een woordvoerder van AXA leren de makelaars en de klanten stilaan het product kennen. Andere verzekeraars zien weinig toekomstmuziek in het product, omdat het vrij complex is en fiscaal minder interessant dan andere mogelijkheden om aan extra pensioenopbouw te doen, maar AXA ziet in het VAPW een product dat het kan schoppen tot “het nieuwe pensioensparen”.

Waarom deze extra optie?

Naar schatting ruim 3,1 miljoen Belgen sparen voor hun pensioen via het bedrijf waar ze zijn tewerkgesteld. Dat gebeurt via een collectieve groepsverzekering of een pensioenfonds. Maar niet elke werkgever biedt zo’n formule aan. Om iedereen toegang te geven tot de tweede pensioenpijler, kunnen werknemers uit de privésector en contractuele ambtenaren sinds maart 2019 een vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW) opbouwen. Dat gebeurt via hun werkgever, maar ze kiezen wel zelf de verzekeraar en de concrete invulling. Voor zelfstandigen bestaat al langer een gelijkaardige VAPZ-stelsel.

2. Hoeveel mag u storten?

Als werknemer kiest u zelf hoeveel u via het VAPW spaart. U moet rekening houden met een bovengrens. De maximale premie op jaarbasis bedraagt 3 procent van een referentieloon. Meer bepaald: uw brutojaarsalaris van twee jaar geleden. Die limiet kan worden verhoogd tot 1620 euro per jaar (geïndexeerd voor 2020) voor jaarlonen die lager zijn dan 54.000 euro. De bedragen die u twee jaar geleden hebt opgebouwd binnen de tweede pensioenpijler, moeten daarvan worden afgetrokken. Het systeem is dus enkel toegankelijk voor wie geen of slechts een laag aanvullend pensioen geniet via zijn werkgever.

Op MyPension.be kunt u nagaan hoeveel uw maximumpremie bedraagt. De website MySavings stelde daarvoor een goede handleiding op.

3. Wie doet wat?

Het is aan u om het initiatief te nemen (en dus niet aan uw werkgever, zoals in het geval van een groepsverzekering). “Je moet ook zelf op zoek naar een pensioeninstelling – in de praktijk is dat een verzekeraar – die een VAPW-plan aanbiedt”, zegt Philip Neyt van PensioPlus, de vroegere Belgische Vereniging van Pensioeninstellingen. “Die bezorgt je een attest voor je werkgever. Dat document bevat een gestructureerde mededeling voor de betaalopdracht. Het is de taak van je werkgever een deel van je nettoloon in te houden en dat door te storten naar de pensioeninstelling die je hebt gekozen.”

4. Waar kunt u terecht?

AXA, Belfius en Allianz zijn de enige verzekeraars die een VAPW-product aanbieden. U hebt de keuze uit een pensioenverzekering en een pensioenfonds. Kiest u voor een verzekering, dan zijn er opnieuw drie opties mogelijk: een tak21, een tak23 of een combinatie van beide. Het aanbod kan verschillen naargelang de verzekeraar. Belfius biedt enkel een tak21 aan, bij AXA en Allianz krijgt u meer mogelijkheden.

5. Wat is het rendement

Werkgevers die een collectief aanvullend pensioen aanbieden, moeten een in wettelijke rendementsgarantie van minstens 1,75 procent voorzien. “Die verplichting geldt niet voor het VAPW”, weet Philip Neyt. “Kies je voor een tak21-verzekering, dan kan je rekenen op een, weliswaar zeer beperkte, contractueel vastgelegde rentevoet, eventueel te verhogen met een winstdeelname. Je bent dan ook zeker dat je gestort kapitaal integraal behouden blijft. Bij een tak23 en een pensioenfonds neem je meer risico’s, omdat je daarmee belegt in aandelen en obligaties. Het potentiële rendement ligt dan wel hoger.”

6. Welke kosten betaalt u?

Het rendement van uw VAPW kan gevoelig worden afgeroomd door de kosten. Een goede vergelijking tussen de verschillende producten en verzekeraars is dan ook aangewezen. Zowel AXA, Belfius als Allianz vermeldt instapkosten van maximaal 6 procent. De beheerskosten zijn meestal beperkt tot 1 euro per maand, maar houd wel rekening met fondsenkosten (transactiekosten, bewaarkosten, …) wanneer u voor een tak23 kiest. Uitstapkosten bij de uitkering op uw wettelijke pensioenleeftijd zijn er in principe niet, maar Allianz koppelt daar wel een minimale contractlooptijd aan vast.

7. Wat met de fiscaliteit?

Elke storting levert u een belastingvermindering van 30 procent (plus de gemeentelijke opcentiemen) op. Die is cumuleerbaar met de fiscale voordelen die u eventueel geniet via het pensioensparen en langetermijnsparen binnen de derde pijler. Het VAPW biedt bovendien het voordeel van een onmiddellijke belastingreductie, via een verminderde bedrijfsvoorheffing. Wanneer u dus bijvoorbeeld maandelijks 100 euro stort, ziet u uw nettoloon met slechts 70 euro dalen.

U betaalt evenwel een heleboel taksen op een VAPW-plan. “Meer bepaald: een premietaks van 4,4 procent op de bijdragen”, zegt Philip Neyt. “Op de kapitalen betaalt u ook een Riziv-bijdrage van 3,55 procent en een solidariteitsbijdrage die varieert tussen 0 tot 2 procent, afhankelijk van je pensioenbedrag waarop je bij pensionering recht hebt.” Op het moment van de uitbetaling op de normale pensioenleeftijd geldt nog eens een eindbelasting op het kapitaal van 10 procent (plus de gemeentelijke opcentiemen).

Vrij aanvullend pensioen voor werknemers: acht vragen en antwoorden

8. Interessant of niet?

U doet er goed aan voorrang te geven aan individueel pensioensparen en langetermijnsparen binnen de derde pensioenpijler. Pas wanneer die korf ten volle benut, wordt de VAPW-formule interessant. De reden ligt bij de verschillende taksen, die het uiteindelijke financiële voordeel kleiner maken dan dat van de alternatieven. Ook de eindbelasting is hoger dan die bij het individueel pensioensparen.

“Een aanvullend pensioen opbouwen via het collectief pensioenplan van je werkgever of sector blijft sowieso de meest optimale formule”, besluit Philip Neyt van PensioPlus. “Zeker als je kijkt naar de verwachte rendementen, de beperktere kosten en de fiscale behandeling.”

Vrij aanvullend pensioen voor werknemers: acht vragen en antwoorden

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content