Vooruitblik op de beursweek: beroert de inflatie de markten?

Ook deze week zal de financiële sector zich storten op de notulen van de jongste Fed-meeting, om ook maar de minste aanwijzing te zoeken over hoe het Amerikaanse rentebeleid, dat zo bepalend is voor alle financiële markten wereldwijd, zal evolueren. © Belga Image
Danny Reweghs
Danny Reweghs Directeur strategie Trends Beleggen

Sinds de toespraak van Fed-voorzitter Jerome Powell in Jackson Hole, de jaarlijkse ontmoetingsplaats van centrale bankiers aan het eind van de zomer, weten we exact welke economische data we vooral in de gaten moeten houden. Dat is op de eerste plaats alles dat met de Amerikaanse arbeidsmarkt te maken heeft. Het maandelijkse banenrapport is dus het cruciale cijfer van de maand. Voor augustus was dat een serieuze teleurstelling. In plaats van de verwachte 733.000 kwamen er maar 235.000 nieuwe jobs bij. Dat was een gevolg van de doorbraak van de deltavariant van het coronavirus.

De tweede set data die we van dichtbij moeten blijven opvolgen om het monetaire beleid van de Federal Reserve te kunnen inschatten, is alles rond de prijsevolutie. Dat betekent dus eerst en vooral het maandelijkse inflatiecijfer. Voor augustus verwachten economen een minimale terugval tot 5,3 procent. Dat betekent een stabilisatie van de inflatie op een hoog niveau, want de voorgaande twee maanden stond het Amerikaanse cijfer op 5,4 procent, het hoogste peil in meer dan een decennium. De Fed blijft er voorlopig van uitgaan dat die forse inflatie tijdelijk is door het uitzonderlijke karakter ervan. Ze is ontstaan door een sneller en forser dan verwacht economisch herstel. Een lager inflatiecijfer kan de Amerikaanse centrale bank ertoe bewegen tijdens de vergadering van volgende week (21 en 22 september) nog niet aan te kondigen dat het stimulusprogramma wordt afgebouwd. Een oplopende inflatie kan in de Federal Reserve voor extra discussies zorgen over het startpunt van de tapering.

Hopen op minder goed nieuws

Het afgelopen jaar beleefden de westerse aandelenmarkten een heel sterke periode. Zowel de Eurostoxx50-index – de belangrijkste vijftig bedrijven uit de eurozone – als de Standard&Poor’s500-index – de belangrijkste 500 Amerikaanse ondernemingen – hebben al heel wat jaarrecords gebroken. Voor de Amerikaanse parameter gaat het zelfs om historische pieken. Wie dat scenario in de loop van het tweede kwartaal van vorig jaar zou hebben durven te suggereren, zou zijn weggezet als een naïeve optimist. Maar het is werkelijkheid geworden.

We kunnen die ijzersterke beursprestaties niet loskoppelen van het monetair beleid van de centrale banken en het budgettair beleid van de politieke overheden. Nog meer dan tijdens de bankencrisis gingen al van bij het begin van de coronacrisis alle remmen los. Deze keer waren het niet alleen de Federal Reserve en de Amerikaanse autoriteiten, maar deden ook de Europese Centrale Bank (ECB) en de Europese regeringen volop mee. Het wapen van de monetaire versoepeling (quantitative easing of QE, het opkopen van obligaties) werd overal in het Westen driftig gehanteerd. Het begrotingstekort deed er even niet toe.

Het resultaat is een sterke economische groei met een lage werkloosheid. Daarnaast is de inflatie de hoogste sinds veel jaren. Het moment komt eraan om de quantative easing af te bouwen en weldra ook de begrotingstekorten. Daar worden beleggers zenuwachtig van. Het is een andere dynamiek. Dan hebben economen, strategen en beleggers liever dat het economische nieuws niet meer zo gunstig is. Slecht of minder goed economisch nieuws is dan goed nieuws voor de beurzen. Kijk maar naar het nieuwe record van de technologiebeurs Nasdaq na de aankondiging van een erg teleurstellend Amerikaanse jobrapport voor augustus. Ongunstig economisch nieuws betekent dat de afbouw van het stimulusprogramma langer op zich zal laten wachten en zo hebben de financiële markten het graag. De opmars van de deltavariant in de Verenigde Staten komt Wall Street dus niet zo slecht uit.

Sterk verband

Volgens Yardeni Research (Monthly Balance Sheets, 6 augustus 2021) is de band tussen de omvang van de stijging van de S&P500-index en de evolutie van de optelsom van de balanstotalen van de Amerikaanse, Europese en Japanse centrale bank sinds 2008 quasi perfect. Er is een correlatie van 0,96. De klim van de S&P500-index is met andere woorden haast identiek (96%) aan de toename van de balansen van de grootste drie centrale banken over de voorbije dertien jaar. In die periode zijn we een nieuw tijdperk van monetair beleid ingetreden.

Tot de zomer mochten de economische cijfers prima zijn. Nu we in het stadium zijn gekomen dat centrale bankiers daar dreigen consequenties aan te verbinden in de vorm van een beperkter stimulusprogramma, hebben beleggers liever dat de cijfers degelijk zijn en niet meer fantastisch. Alles rond tewerkstelling en inflatie ziet de beleggingswereld liever onder dan boven de verwachtingen uitkomen. Minder goed is weer – tijdelijk – beter nieuws.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content