Levensverzekeringen ontsnappen niet aan nieuwe taks op effectenrekeningen

Premier De Croo en minister van Financiën Van Peteghem © Belga
Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

De nieuwe taks op effectenrekeningen zet de sector van de levensverzekeringen in rep en roer. Ook kleine vermogens dreigen de prijs te betalen voor de politieke ijver om grote vermogens te belasten.

De regering-De Croo beloofde in haar regeerakkoord dat ze zou streven naar “een eerlijke bijdrage van die personen die de grootste draagkracht hebben om bij te dragen”. Van een eerlijke bijdrage is met de nieuwe taks op effectenrekeningen geen sprake, vindt Assuralia, de koepel van de Belgische verzekeraars. De bankenkoepel Febelfin houdt zich inhoudelijk meer op de vlakte. Beide wijzen er wel op dat er nog veel onduidelijkheid heerst. De verzekeraars en de banken zijn de instellingen die de belasting zullen moeten storten in de schatkist.

Ongelijk speelveld

De wetgever noemt de belasting “een abonnementstaks”. Er bestaan al soortgelijke belastingen, zoals de abonnementstaks op spaarrekeningen waarvan de meeste spaarders zich niet eens bewust zijn en die wordt betaald door de banken. Het is wel de eerste abonnementstaks waarbij een vrijstelling tot 1 miljoen euro geldt. De banken zullen enkel abonnementstaks betalen voor hun klanten met meer dan 1 miljoen euro op eenzelfde effectenrekening. Zij kunnen die belasting inhouden op het bedrag dat de klanten aan hen toevertrouwden. Bij de verzekeraars ligt dat moeilijker.

“Ik ben nog altijd een beetje boos”, bekent Hein Lannoy, CEO van Assuralia. “Deze belasting is oneerlijk, want ook de kleine beleggers in tak23-levensverzekeringen worden geviseerd.” Niet rechtstreeks, wel onrechtstreeks. Met het geld dat een verzekerde in een tak23-levensverzekering investeert, koopt de verzekeringsmaatschappij deelbewijzen van beleggingsfondsen. Die deelbewijzen staan op een effectenrekening. Alleen houdt de verzekeringsmaatschappij niet voor elke verzekerde een aparte effectenrekening aan. Als de som van de beleggingen van de verschillende verzekerden samen boven 1 miljoen euro uitkomt, betaalt de verzekeringsmaatschappij op het volledige bedrag de taks van 0,15 procent.

Lannoy: “De algemene voorwaarden van sommige verzekeraars laten toe die belasting door te rekenen. Voor andere verzekeraars is het niet mogelijk de rekening door te schuiven naar de klanten. Deze belasting is niet van toepassing op buitenlandse verzekeraars, die de beleggingen aanhouden op effectenrekeningen in Luxemburg bijvoorbeeld. Dat creëert een ongelijk speelveld.”

Assuralia stelde het kabinet van de minister van Financiën, Vincent Van Peteghem (CD&V), voor samen een oplossing uit te werken. “Wij willen, net als de banken, doorgeven welke verzekerden meer dan 1 miljoen euro in een tak23-verzekering hebben. We hebben geen reactie gekregen van de minister.” Het wetsontwerp is naar het parlement gegaan, zonder vrijstelling voor kleine vermogens in verzekeringscontracten.

Wij kregen op het kabinet te horen dat zo’n vrijstelling niet mogelijk is. De regering koos net voor “een taks op effectenrekeningen ongeacht de onderliggende eigendomsverhoudingen” om een vernietiging door het Grondwettelijk Hof te vermijden. Dat was het lot van de vorige taks op effectenrekeningen. Verder klinkt het dat de belasting van 0,15 procent slechts een peulschil is in verhouding tot alle kosten die de verzekeraars aanrekenen. “Het aandeel van de jaarlijkse taks is dermate verwaarloosbaar dat de voorspelde verschuiving richting het buitenland grondslag mist.” Er zijn volgens het kabinet voldoende elementen om het verschil in behandeling tussen beleggers met en zonder tak23 te rechtvaardigen.

Individuele versus groepsverzekeringen

De wetgever heeft het in de memorie van toelichting enkel over effectenrekeningen waarop de achterliggende beleggingen van een tak23-levensverzekering worden aangehouden en noemt die “een substituut” voor rechtstreeks aangehouden effectenrekeningen. Verschillende specialisten waarschuwen echter dat het niet zeker is dat tak21-levensverzekeringen uitgesloten zijn. Het geld van die producten stoppen verzekeraars vooral in obligaties, om ervoor te zorgen dat de verzekerden zeker hun geld en mogelijk nog een kleine rente terugkrijgen op de vervaldag.

De memorie sluit wel expliciet instellingen uit, die voor de tweede pijler van het pensioen beleggen. Dat is de aanvulling op het wettelijk pensioen, die werknemers meestal via stortingen van hun werkgever opbouwen. Het klinkt logisch dat de wetgever geen belastingen zullen heffen op iets wat fiscaal wordt gestimuleerd.

Verzekeraars verkopen een populair product, de groepsverzekering, voor de opbouw van de tweede pijler van het pensioen. Ook daar voorziet Lannoy problemen. “Het geld en de beleggingen van de tweede pijler van het pensioen staan niet altijd op een aparte effectenrekening.”

De derde pijler van het pensioen – het individuele pensioensparen – is niet expliciet uitgesloten van de nieuwe taks op effectenrekeningen, terwijl dat bij de vorige, vernietigde taks op effectenrekeningen wel zo was. Voor de banken creëert dat niet zoveel problemen. “De pensioenspaarfondsen worden in de meeste gevallen vermeld op een aparte effectenrekening”, weet Isabelle Marchand, de woordvoerder van Febelfin. “Zo is het duidelijker voor de klant dat die investeringen niet vrij beschikbaar zijn tot aan de pensioenleeftijd en gekoppeld zijn aan een fiscaal voordeel.” De bedragen op zo’n pensioenspaarrekening blijven normaal onder 1 miljoen euro, omdat de jaarlijkse stortingen beperkt zijn (tot 1270 euro voor 2021).

Pensioensparen kunnen mensen met een fonds, maar ook met een verzekering, zowel met een tak21- als met een tak23-verzekering. “De verzekeraar houdt een goede boekhouding bij van het geld van alle verzekerden, maar dat geld staat niet altijd op aparte effectenrekeningen”, waarschuwt Lannoy weer.

Economische impact

“De regering voert een nieuwe belasting in, maar denkt niet na over de impact op een sector. Een nieuwe belasting of belastingverhoging is niet neutraal. De verzekeraars merken dat aan hun omzet”, zegt Lannoy. Hij verwijst naar de invoering van een premietaks van 1,1 procent in 2005 en de verhoging van die taks in 2012, die telkens voor een dip zorgde in de verkoop van levensverzekeringen.

Het smaakt zuur dat de verzekeraars niet worden gehoord. Voor Kerstmis zat Lannoy nog samen met minister van Economie en Werk, Pierre-Yves Dermagne (PS), om op te sommen wat de sector heeft gedaan om de impact van de coronacrisis op de bedrijven te verzachten. Het gaat bijvoorbeeld over het uitstel van betaling voor verzekeringspremies.

“De verzekeringssector heeft 300 miljard euro onder haar hoede”, zegt Lannoy. “Daarvan wordt ongeveer een derde geïnvesteerd in de Belgische economie, voornamelijk in overheidsobligaties. De verzekeraars zijn bereid dat percentage te verhogen. Op het moment dat wij zo’n loyaliteit tonen, worden we geconfronteerd met een ontwrichting van de markt voor levensverzekeringen.”

Zowel de banken als de verzekeraars zitten met vragen over de interpretatie van de wet. “We beschikken enkel over de algemene principes, de grote lijnen. Juridische en praktische preciseringen zijn nodig, via koninklijke besluiten en circulaires bijvoorbeeld”, besluit Marchand. Lannoy steekt nog een keer de hand uit. “We hebben begrip voor de politieke realiteit en de tijdsdruk. Ons aanbod geldt nog altijd: we hebben concrete voorstellen om de wet te repareren.”

Update: Gisteren vond in de Commissie Financiën een debat plaats over de taks op effectenrekeningen. PVDA stuurde al op voorhand een bericht de wereld in met de boodschap dat de partij het Rekenhof zou vragen de hiaten van deze belasting in kaart te brengen. “De regering schrapte zelf, na het advies van de Raad van State, in de toelichting van het wetsontwerp de zinnen waarin stond dat de taks bedoeld was voor degenen met de grootste draagkracht. Die twijfelachtige keuze (…) heeft veel ongewenste effecten, grote hiaten, waardoor de taks opnieuw door het Grondwettelijk Hof dreigt te worden vernietigd.”

In de commissie gaf de minister van Financiën meer tekst en uitleg bij de vragen van de commissieleden. Hij maakte er ook duidelijk dat er geen amendementen komen, die tegemoet komen aan de verzuchtingen van de verzekeringssector. Maandagavond had Assuralia het advocatenkantoor DLA Piper de opdracht gegeven een formele brief te bezorgen bij het kabinet Financiën, met de vraag om de wet aan te passen. De verzekeringssector is niet zinnens om het daarbij te laten en bekijkt verdere juridische stappen. Het is nog maar de vraag of de huidige wettekst de toets met de Grondwet zal doorstaan. Onder meer fiscaal advocaat Denis-Emmanuel Philippe waarschuwde hier al voor.

Van Peteghem meent dat hij de nodige argumenten heeft voor de verschillende behandeling van tak23- en fondsenbeleggers: “Sommige menen dat de niet-beoordeling van de 1 miljoen euro drempel in hoofde van tak23-beleggers, in tegenstelling tot fondsbeleggers, discriminerend is en leidt tot een concurrentieel nadeel voor Belgische verzekeringsinstellingen tegenover buitenlandse verzekeringsinstellingen enerzijds en Belgische fondsen anderzijds. Nochtans is dit duidelijk niet het geval. Tak 23-beleggers genieten vandaag al van een aanzienlijk gunstigere fiscale regeling dan fondsbeleggers. Zij betalen geen roerende voorheffing en geen beurstaks, enkel éénmalig bij instap een verzekeringstaks van 2 procent. Zodra die taks vereffend is, zijn er geen bijkomende belastingen meer, ongeacht de meerwaarde die later wordt gerealiseerd.”

“De instapkosten die worden aangerekend door de verzekeringsinstellingen, kunnen oplopen tot 4 procent. Bovendien rekenen tak23-fondsen jaarlijkse beheerskosten aan bovenop de kosten van de onderliggende externe fondsen waardoor ook die kosten kunnen oplopen tot 2,5 procent per jaar. Daarnaast zijn er vaak uitstapkosten tot 5 jaar nadat men is ingestapt. Tot slot blijven tak23-fondsen nog buiten schot van de Europese MiFID II-richtlijn. Die richtlijn verplicht banken om jaarlijks een gedetailleerd kostenoverzicht door te spelen aan de belegger over zijn producten in portefeuille.”

Van Peteghem besluit: “De aangerekende kosten door de verzekeringsinstellingen staan dus in schril contrast met de 0,15 procent taks in het voorliggende ontwerp. Het aandeel van de jaarlijkse taks op de effectenrekeningen in het geheel aan aangerekende kosten is dermate verwaarloosbaar dat de voorspelde verschuiving van tak23-producten richting het buitenland dan ook grondslag mist. Verder zijn de fiscale voordelen voor tak23-fondsen nog steeds significant waardoor een verschuiving richting Belgische fondsen onwaarschijnlijk is. Volledigheidshalve kan nog worden opgemerkt dat buitenlandse tak 23-producten een bijkomende rapporteringsverplichting met zich meebrengen in het kader van de aangifte van de personenbelasting. In vak XIII van Deel 1 van de aangifte moet immers informatie worden verstrekt over individuele levensverzekeringen in het buitenland.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content