Het vrij aanvullend pensioen voor werknemers komt eraan

AANVULLEND PENSIOEN Een jaar geleden breidde de federale regering ook het individuele pensioensparen uit. © GET
Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

Wellicht vanaf 2019 kunnen ook werknemers zonder groepsverzekering via hun werkgever beginnen te sparen voor een aanvullend pensioen. Die maatregel komt boven op de extra mogelijkheden voor het individuele pensioensparen.

Sinds eind vorig jaar kunnen de meeste Belgen op mypension.be berekenen hoeveel wettelijk pensioen ze krijgen als ze blijven werken tot de leeftijd dat ze met pensioen kunnen. Dat is de eerste pijler van het pensioen. Voor veel mensen valt dat bedrag tegen. Het voorbije jaar heeft de wetgever al extra mogelijkheden gecreëerd om de tweede en de derde pensioenpijler uit te breiden. Die zijn een aanvulling op het wettelijke pensioen. Daar komt binnenkort nog een mogelijkheid bij: wellicht vanaf 2019 zullen alle werknemers recht hebben op een aanvullend pensioen. De regering voert daarvoor het vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW) in.

De federale regering had in haar regeerakkoord van 2014 al te kennen gegeven dat de tweede pijler van het pensioen voor iedereen toegankelijk zou moeten zijn

De federale regering had in haar regeerakkoord van 2014 al te kennen gegeven dat de tweede pijler van het pensioen voor iedereen toegankelijk zou moeten zijn. De tweede pijler is het aanvullende pensioen dat via de werkgever wordt geregeld en waar bepaalde fiscale voordelen aan verbonden zijn. Voor werknemers gaat het over een groepsverzekering of een pensioenfonds, waarin werkgevers – en eventueel ook werknemers – geld kunnen storten dat op lange termijn wordt geïnvesteerd.

De uitzondering op de regel

Maar lang niet alle werkgevers bieden die mogelijkheid aan hun werknemers aan. Er is slechts één uitzondering op de regel dat de werkgever het initiatief neemt voor de opbouw van een aanvullend pensioen: als een werknemer van werk verandert en zijn nieuwe werkgever geen pensioenplan heeft, kan hij vragen bij het pensioenplan van zijn oude werkgever te blijven. Dat is enkel mogelijk als de werknemer al minstens drieënhalf jaar aangesloten was bij het plan van zijn vorige werkgever. De nieuwe werkgever moet de bijdragen op het loon inhouden en die doorstorten aan de betrokken pensioeninstelling.

Die uitzondering vervalt. “Wie al zo’n individuele voortzetting heeft, mag die wel nog laten doorlopen. Maar zodra de nieuwe wet in werking treedt, kunnen geen nieuwe individuele voortzettingen meer worden opgeëist”, zegt Kristiaan Andries van SD Worx.

De nieuwe regel

Met de invoering van het VAPW hebben alle werknemers recht op een aanvullend pensioen. “Iedere werknemer kan dan aan zijn werkgever vragen een bedrag in te houden op zijn loon en dat door te storten naar een pensioeninstelling van zijn keuze”, legt Andries uit. De pensioenspecialist heeft in de wandelgangen een aantal praktische details opgevangen over het wetsontwerp dat de regering heeft goedgekeurd en dat nog via de Raad van State en het parlement moet passeren.

“Het bedrag zou worden beperkt tot 1600 euro per jaar, of maximaal 3 procent van het jaarlijkse brutoloon, als dat bedrag hoger ligt”, zegt Andries. “Alle rechten die twee jaar voordien zijn opgebouwd voor een aanvullend pensioen, moeten daar wel nog van worden afgetrokken.” Als u in 2019 geld wilt storten in een VAPW en u twee jaar daarvoor al een groepsverzekering had, zult u dus minder of zelfs helemaal niets meer kunnen sparen met een VAPW. Om te kijken hoeveel marge u nog heeft, moet u kijken naar de bijdragen die u en uw werkgever in 2017 voor een aanvullend pensioen hebben gestort. De optelsom van de bijdragen in 2017 en de bijdragen voor het VAPW in 2019 mag niet uitkomen boven 3 procent van uw brutoloon.

‘De vakbonden zijn tegen de invoering van het VAPW. Ze waarschuwen dat het de werkgevers ertoe zal aanzetten investeringen in het aanvullend pensioen af te bouwen en de verantwoordelijkheid door te schuiven naar de werknemers’

Andries merkt op dat enkel werknemers met “helemaal geen of met een laag aanvullend pensioen” kunnen gebruikmaken van het VAPW. “Bij de ondernemingen die een groepsverzekering toekennen aan hun werknemers, ligt het percentage van het brutoloon dat wordt gestort nu al vaak hoger dan 3 procent. In de pensioenplannen die op het niveau van de sector zijn afgesloten, zal wel vaker nog wat marge zijn voor de werknemers om iets extra opzij te zetten via het VAPW.”

“De vakbonden zijn tegen de invoering van het VAPW”, weet Andries. “Ze waarschuwen dat het de werkgevers ertoe zal aanzetten investeringen in het aanvullend pensioen af te bouwen en de verantwoordelijkheid door te schuiven naar de werknemers.” Ook sommige pensioenexperts delen die vrees. De werkgever draagt geen enkele verantwoordelijkheid voor het VAPW, behalve het inhouden en het doorstorten van het geld. Het initiatief gaat uit van de werknemer. Dat staat in contrast met de groepsverzekering of het pensioenfonds, waar de werkgever een gemiddeld jaarlijks rendement van minimaal 1,75 procent moet garanderen op de stortingen.

De werknemer zou in theorie ook kunnen kiezen om meer risico te nemen met zijn pensioengeld door meer in aandelen te investeren. Vanwege de wettelijke rendementsgarantie die op de werkgevers rust, investeren verzekeraars dat geld vooral in obligaties. Het rendement van aandelen is minder voorspelbaar, maar op lange termijn is er wel meer potentieel rendement. Het valt nog af te wachten bij welke pensioeninstellingen de werknemers een VAPW zullen kunnen afsluiten.

Nieuwe mogelijkheden

Voor zelfstandigen met een vennootschap bestond al langer een stevige tweede pijler van het pensioen met de individuele pensioentoezegging (IPT). Voor zelfstandigen zonder vennootschap voerde de regering deze zomer de pensioenovereenkomst voor zelfstandigen in. We vroegen aan AG Insurance, de grootste verzekeraar van het land, of er al veel vraag is naar de pensioenovereenkomst voor zelfstandigen. Maar AG Insurance vond het een beetje vroeg om daar iets over te zeggen.

‘Het vrij aanvullend pensioen voor werknemers is minder interessant dan een groepsverzekering met werkgeversbijdragen’

Een jaar geleden besliste de federale regering ook al het individuele pensioensparen, of de derde pensioenpijler, uit te breiden. Het is bij sommige banken al mogelijk meer te storten dan 960 euro voor het pensioensparen, wat vroeger het wettelijke maximum was. Maar nog niet alle banken doen mee.

BNP Paribas Fortis kan al een eerste indicatie geven van het succes van het extra pensioensparen. “4,6 procent van de pensioenspaarders die in 2017 het maximum volstortten, koos tot nu voor het verhoogde plafond”, klinkt het. De pensioenspaarders met een fonds kunnen hun keuze al sinds 1 juni kenbaar maken bij BNP Paribas Fortis. Belfius houdt het erop dat “een beperkt aantal klanten” sinds 10 april heeft gekozen voor het nieuwe regime. Beide banken vinden het nog te vroeg om conclusies te trekken.

Bij Argenta kunnen de klanten die dat willen pas “later dit jaar” extra storten voor pensioensparen. Ook bij Crelan is het wachten tot eind september. Bij ING moeten de klanten het langste wachten. De bank zegt dat het pas vanaf het vierde kwartaal mogelijk wordt voor klanten om te kiezen voor stortingen tot 1230 euro met een belastingvermindering van 25 procent. Argenta klinkt het meest optimistisch van de banken in onze rondvraag. Ze verwacht dat 15 procent van de klanten uiteindelijk zal kiezen voor de formule met een belastingvoordeel van 25 procent.

Niet te laat

Hoe later op het jaar, hoe minder interessant het in theorie wordt om meer geld naar uw pensioenspaarfonds te transfereren. Op uw 60ste roomt de fiscus 8 procent af van uw kapitaal. De fiscus doet alsof elke storting jaarlijks 4,75 procent heeft opgebracht. Hoe later op het jaar, hoe kleiner de kans dat uw storting dat rendement nog haalt voor 2018. Al valt dat dit jaar nog mee. De best presterende pensioenspaarfondsen – die van BNP Paribas Investment Partners – halen sinds Nieuwjaar een rendement van 2,3 procent. Maar acht van de 21 pensioenspaarfondsen staan licht in het rood.

Voor pensioenspaarverzekeringen hanteert de fiscus een andere berekeningswijze voor de belasting die de pensioenspaarder op zijn 60ste verschuldigd is. De fiscus houdt enkel rekening met de effectief toegekende gegarandeerde rendementen. De eventuele winstbonussen die de verzekeraar toekent, zijn vrij van eindbelasting.

Het ene belastingvoordeel is het andere niet

De wetgever moedigt zowel het collectieve sparen in de tweede pensioenpijler als het individuele sparen in de derde pijler fiscaal aan. Een vergelijking.

Voor het vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW) zouden dezelfde fiscale voor- en nadelen gelden als voor de stortingen van werknemers in een groepsverzekering. “Dat betekent dat 4,4 procent belasting wordt geïnd op elke storting, maar de werknemer krijgt in ruil 30 procent van de storting terug via een belastingvermindering. Die belastingvermindering zal via de bedrijfsvoorheffing worden verrekend”, legt Kristiaan Andries van SD Worx uit. “Bij de uitbetaling van het aanvullend pensioenkapitaal op pensioenleeftijd houdt de fiscus 10 procent in. Verder is er een dubbele sociale bijdrage te betalen: 3,55 procent voor de ziekte- en invaliditeitsverzekering en 0 à 2 procent solidariteitsbijdrage.”

Op stortingen voor het individuele pensioensparen betaalt de spaarder geen belastingen. Hij krijgt 30 procent terug van stortingen tot 960 euro via de afrekening van de personenbelasting, of 25 procent als hij kiest voor stortingen van 961 tot 1230 euro. Op 60 jaar int de fiscus een belasting van 8 procent op het kapitaal. Het belastingtarief ligt lager dan bij het VAPW en de heffing wordt vroeger geïnd, zodat de pensioenspaarder nog enkele jaren belastingvrij kan sparen tot het jaar dat hij 64 wordt. Er zijn ook geen sociale bijdragen verschuldigd.

Het mag duidelijk zijn dat het individuele pensioensparen fiscaal interessanter is dan het VAPW. Werknemers zonder groepsverzekering vullen dus best eerst hun korf van het individuele pensioensparen, vooraleer ze met het collectieve pensioensparen via hun werkgever beginnen. Ook Andries vindt pensioensparen fiscaal “iets interessanter”. Hij voegt eraan toe dat de werknemer met het pensioensparen minder afhankelijk is van zijn werkgever.

“Het valt af te wachten of het VAPW veel werknemers zal verleiden”, stelt Andries. “Het is minder interessant voor de werknemer dan een groepsverzekering met werkgeversbijdragen, zelfs als die werkgeversbijdragen beperkt zijn.” Voor contractuele ambtenaren of werknemers zonder een groepsverzekering – die bovendien al het volle pond storten voor pensioensparen – kan het VAPW een mogelijkheid zijn om het systeem te verkennen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content