De factuur van de grote pensioenambities blijft onduidelijk

Georges-Louis Bouchez (MR) op 29 september 2020. © Belga
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

De regering-De Croo heeft ambitieuze pensioenplannen: een verhoging van het minimumpensioen, de herinvoering van een pensioenbonus, het optrekken van de andere pensioenen. De kostprijs lijkt een zorg voor later.

In een regeerakkoord is elk woord belangrijk. Neem het zinnetje over het minimumpensioen: “Het minimumpensioen zal geleidelijk worden opgetrokken (volledige en onvolledige loopbaan) richting 1500 euro netto voor een volledige loopbaan.” ‘Richting’ staat er. Dat bevestigt de indruk dat dit allesbehalve verworven is. De voorbije dagen vochten de PS en de MR al een robbertje over de vraag of het nu om 1500 euro netto of bruto zou gaan. Nochtans is de tekst van het regeerakkoord daarover zeer duidelijk. Minder duidelijk is het traject richting dat minimumpensioen. Is het einddoel het einde van de legislatuur? Stijgt het pensioen volgend jaar al? Het staat wel vast dat de maatregel 2 miljard euro kost.

Er zijn nog pensioenhervormingen gepland, al vallen die vooral op door hun vaagheid. Bijvoorbeeld: “Naast de verbetering van het minimumpensioen wordt de vervangingsratio voor de andere gepensioneerden niet uit het oog verloren. Ook zij moeten een verbetering van hun pensioen kunnen krijgen.” De vervangingsratio is de verhouding tussen de pensioenuitkering en het laatste loon. Die ratio is in België relatief laag in vergelijking met andere landen. Voor lage inkomens is dat 71 procent. In Nederland is dat 78 procent. Voor de hoge inkomens bedraagt de vervangingsratio 48 procent, tegenover 78 procent in Nederland. Ook Frankrijk en Oostenrijk liggen de vervangingsratio’s hoger.

De regering-De Croo is van plan die ratio op te trekken. Ook de hoogste pensioenen zouden evolueren zoals de laagste pensioenen, en ze zouden “minstens een evenredige tred houden met de loonstijgingen bij de actieve bevolking”. Dat houdt in dat de zogenaamde perequatie die al bij de ambtenarenpensioenen bestaat, wordt uitgebreid naar de pensioenen van de werknemers en de zelfstandigen. De perequatie zorgt ervoor dat de pensioenen van de ambtenaren niet alleen worden aangepast aan de levensduurte (via de indexering) maar ook aan de reële loonstijgingen bij de actieve bevolking. Voor de werknemers en de zelfstandigen stijgen de pensioenen in principe enkel mee met de levensduurte.

De kostprijs van het optrekken van de pensioenen is niet bekend. Dat is wel het geval voor een oude eis van de zelfstandigenorganisatie Unizo. Die bekomt dat de zogenoemde correctiecoëfficiënt in de zelfstandigenpensioenen verdwijnt. Een zelfstandige die een gelijk inkomen aangeeft als dat van een werknemer, krijgt een pensioen dat 34 procent lager is. Dat is een gevolg van verschillen in het bijdragestelsel. Het wegwerken van die coëfficiënt kost 1 miljard euro. Maar dat bedrag is in geen enkele tabel terug te vinden.

Vaag is dan weer de factuur van de herinvoering van de pensioenbonus, die maakt dat mensen die langer werken meer pensioenrechten opbouwen. “Vanaf het moment waarop men voldoet aan de voorwaarden voor het vervroegd pensioen, begint men de pensioenbonus op te bouwen. De regeling wordt ingevoerd voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. Op die manier versterken we de wettelijke pensioenen én zetten we mensen ertoe aan langer te werken”, zo staat in het regeerakkoord.

Andere pensioenhervormingen zijn eveneens gepland om de kosten van de vergrijzing op te vangen. Welke die concreet zijn blijft onduidelijk.

Partner Content