Onbelast bijklussen kan niet meer: wat nu?

. © iStock
Roel Van Espen medewerker Trends

Sinds 1 januari 2021 kunt u niet langer onbelast bijverdienen. Het Grondwettelijk Hof vernietigde de regeling voor belastingvrij bijklussen wegens een schending van het gelijkheidsbeginsel.

In 2018 maakte de regering het mogelijk tot 6000 euro per jaar onbelast bij te verdienen in uw vrije tijd. Die maatregel werd ingevoerd met het oog op (sport)verenigingswerk en diensten aan medeburgers, maar ook om de deeleconomie een boost te geven. Het maximumbedrag werd jaarlijks geïndexeerd: tot eind 2020 kon u bijvoorbeeld al tot 6340 euro (inclusief kosten) per jaar bijles geven of naschoolse opvang verzorgen zonder dat uw inkomsten werden belast. Een voorwaarde was wel dat u uw diensten op een erkend deeleconomieplatform aanbood.

Occasionele diensten aan een andere privépersoon moesten zelfs niet gebeuren via zo’n platform, maar voor die ‘diensten van burger aan burger’ heeft de wetgever een lijst met toegelaten activiteiten opgesteld. Voorbeelden zijn: dieren uitlaten, sportlessen geven, kleine onderhoudswerken aan of rondom een woning uitvoeren en in kinderopvang voorzien. Belangrijk was dat dat niet met een vaste regelmaat – bijvoorbeeld elke week – gebeurde. In 2020 kon u met zulke diensten tot 528,33 euro per maand en maximaal 6340 euro per jaar onbelast bijverdienen.

Voor betaalde verenigingswerkers uit de sportsector werd de maandlimiet op 1 januari 2020 nog opgetrokken tot 1056,66 euro. Maar ook zij mochten het jaarplafond van 6340 euro niet overschrijden, en moesten zich houden aan de lijst met toegelaten activiteiten. Dat maximumbedrag was het totaal van alle bijverdiensten samen. U kon dus niet 6340 euro bijverdienen via een deeleconomieplatform, en daarnaast nog eens bijklussen in een vereniging of bij medeburgers.

Niet meer onbelast

Op 1 januari 2021 werd de regeling van het onbelast bijverdienen afgeschaft. Dat is het gevolg van een standpunt dat het Grondwettelijk Hof al eind april 2020 innam. De mogelijkheid om belastingvrij bij te klussen zou volgens het rechtscollege in strijd zijn met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. De maatregel was naar eigen zeggen niet fair ten opzichte van professionele aanbieders van gelijkaardige diensten die wél belastingen betalen op hun inkomsten.

Onbelast ‘diensten van burger aan burger’ leveren kan dus niet meer. Voor klusjes die worden aangeboden via een deeleconomieplatform, werd een permanent fiscaal gunstregime van 10 procent uitgewerkt. Stel dat u als bijklusser 8 euro per uur verdient en dat het betrokken deeleconomieplatform 2 euro per uur administratiekosten aanrekent: in dat geval wordt er 10 procent belasting op 10 euro berekend. U houdt dan netto 7 euro over. Van btw en socialezekerheidsbijdragen bent u vrijgesteld.

“Het belastingtarief bedraagt eigenlijk 20 procent”, merkt Jef Wellens, fiscaal jurist bij Wolters Kluwer, op. “Er geldt evenwel een wettelijk kostenforfait van 50 procent (uw werkelijke kosten bewijzen is niet mogelijk, nvdr). Daarom spreekt men van een belastingdruk van 10 procent op de brutovergoeding. Daar komt wel nog gemeentebelasting bovenop. Het jaarplafond voor deeleconomie in 2021 bedraagt 6390 euro (er is geen maandlimiet, nvdr). Overschrijdt u die grens, dan worden de inkomsten gekwalificeerd als beroepsinkomsten, tenzij u het tegenbewijs kunt leveren.”

Regeling voor sportclubs

De sportsector, die naar schatting ongeveer 70 procent van de bijklussers in ons land vertegenwoordigt, drong sinds de aangekondigde vernietiging van het Grondwettelijk Hof meermaals aan op een nieuw statuut op maat. Anders zouden gezinnen vanaf 2021 al snel honderden euro’s extra lidgeld moeten ophoesten, klonk het. Kamerlid Tania De Jonge (Open Vld) diende daarom enkele maanden geleden een voorstel in om de wet aan te passen. Het kernkabinet boog zich begin december over de zaak.

“Toen bekend werd dat het Grondwettelijk Hof het systeem van onbelast bijverdienen had vernietigd, was er snel een nieuwe regeling nodig”, zegt De Jonge, die zelf ruim twintig jaar op het terrein stond als sportlesgever. “Anders zouden verenigingen en verenigingswerkers vanaf 2021 de volle pot aan belastingen en sociale bijdragen moeten betalen. Dat was voor ons geen optie, omdat de aard en de omvang van hun werk naar onze mening niet strookt of concurreert met reguliere arbeid.”

Dat resulteerde in een tijdelijke regeling voor verenigingswerkers in een sportclub. “In 2021 mogen zij eveneens tot 6390 euro per jaar bijverdienen, maar evenmin volledig onbelast”, zegt Jef Wellens. “Bovendien geldt voor verenigingswerk nog een extra maandgrens van 532,50 of 1065 euro naargelang van de aard van de activiteit. Het fiscaal stelsel – 20 procent belastingtarief met 50 procent kostenforfait, ofwel een belastingdruk van 10 procent op de brutovergoeding – is hetzelfde dat als voor de deeleconomie. Maar daarnaast betaalt de betrokken vereniging nog eens een solidariteitsbijdrage van 10 procent op die vergoeding.”

Er werden ook enkele bijkomende voorwaarden ingebouwd, waaronder de verplichte invoering van een werkrooster, gewaarborgde rustpauzes van elf uur tussen twee prestaties en een kader voor een beperkte opzegtermijn en -vergoeding. De verenigingswerkers mogen bovendien hoogstens 150 uren per kwartaal aan de slag zijn in de club.

‘Een onhaalbare kaart’

De Vlaamse Sportfederatie noemt de nieuwe regeling ‘een onhaalbare kaart, vanwege de fiscale en administratieve pijnpunten’. “Sportclubs willen niet raken aan de nettovergoedingen van hun verenigingswerkers”, zegt voorzitter Koen Umans. “De nieuwe maatregel dwingt hen dus om de 10 procent fiscale heffing ten laste van hun trainers of scheidsrechters voor hun rekening te nemen, boven op de 10 procent solidariteitsbijdrage die ze zelf bijdragen. Dat is in de praktijk alleen maar betaalbaar wanneer het lidgeld verdubbeld of verdrievoudigd wordt.”

Ook de bijkomende voorwaarden zijn een doorn in het oog van de sportsector. “Wanneer een voetbalmatch door blessures of verlengingen langer dan voorzien duurt, zal een scheidsrechter die nu mogelijk vervroegd moeten stopzetten”, illustreert Umans. “Anders ziet de fiscus hem als een normale werknemer met alle verplichtingen van dien. Sportbegeleiders die in de zomer vier weekkampen begeleiden van 8 of 9 uur per dag, zitten meteen boven de toegelaten drempel van 150 uur. Ook de verplichte rustpauzes van 11 uur zijn niet altijd haalbaar.”

Tania De Jonge verdedigt het nieuwe systeem. “We konden op geen enkele manier terug naar een volledig onbelaste regeling”, argumenteert ze. “De kans is groot dat het Grondwettelijk Hof die opnieuw zou vernietigen, en dat zou geen goed scenario zijn voor de verenigingen. We hebben nu een pragmatische oplossing waarbij de bijdrages stukken lager liggen dan in het geval van een ‘no deal’. We zullen de tijdelijke regeling ook binnen het jaar evalueren.” De regering werkt intussen aan een definitieve oplossing die ook voor andere sectoren – bijvoorbeeld de socioculturele sector – van toepassing zal zijn.

Het grensbedrag van 6390 euro voor 2021 geldt voor de deeleconomie en verenigingswerk samen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content