Het crisisoverbruggingsrecht in 2021: dit verandert er

© Getty Images
Roel Van Espen medewerker Trends

Vanaf 1 januari 2021 geldt een nieuwe vorm van het overbruggingsrecht voor zelfstandigen die worden getroffen door de coronacrisis. Wie het moeilijk heeft, zal tot minstens 31 maart op steun kunnen blijven rekenen, maar wel onder andere voorwaarden.

Het overbruggingsrecht is in principe een vangnet voor zelfstandigen die failliet worden verklaard of noodgedwongen hun zaak moeten sluiten zonder dat ze kunnen terugvallen op een werkloosheidsverzekering. In maart 2020 werd die maatregel in het kader van de coronacrisis versoepeld en uitgebreid. Wie zijn zaak verplicht moest sluiten naar aanleiding van de overheidsmaatregelen, had daardoor recht op een financiële uitkering van 1291,69 euro (zonder gezinslast) of 1614,10 euro (met gezinslast) per maand.

Ook wie niet rechtstreeks getroffen werd door de sluitingsmaatregelen, maar zich door de omstandigheden wel genoodzaakt zag zijn activiteiten te onderbreken gedurende minstens zeven opeenvolgende dagen, kon terugvallen op financiële steun. Voor zelfstandigen die de deuren moesten sluiten door de nieuwe coronamaatregelen van 19 oktober, werd het crisisoverbruggingsrecht zelfs verdubbeld tot 2583,38 euro (zonder gezinslast) of 3228,20 euro (met gezinslast). Die gunstmaatregel werd in het leven geroepen voor de maanden oktober, november en december van dit jaar en wordt mogelijk verlengd.

Op 1 januari 2021 wordt een nieuwe vorm van het crisisoverbruggingsrecht geïntroduceerd. Die zal tot minstens 31 maart blijven lopen. Het doel van de aanpassing is volgens de federale regering geen enkele door de coronacrisis getroffen zelfstandige uit te sluiten, ongeacht de sector waarin hij actief is. Het nieuwe systeem is gebaseerd op twee pijlers.

Pijler 1: steun bij een verplichte sluiting

Tot 31 januari 2021 blijft de bestaande regeling gelden voor zelfstandigen die hun zaak verplicht moeten sluiten en voor zelfstandigen die afhankelijk zijn van verplicht gesloten sectoren.

Wie vanaf 1 februari 2021 verplicht gesloten is én bovendien zijn activiteiten volledig onderbreekt, heeft nog altijd recht op het crisisoverbruggingsrecht wegens verplichte sluiting. Restaurateurs die bijvoorbeeld nog afhaalmaaltijden aanbieden komen daarvoor evenwel niet meer in aanmerking – dat is vandaag wél nog het geval. Zij kunnen dan mogelijk wel terugvallen op de tweede pijler, die rekening houdt met een ernstig omzetverlies (zie verder). Hetzelfde geldt voor zelfstandigen die afhankelijk zijn van verplicht gesloten sectoren, zonder zelf verplicht gesloten te zijn.

Vandaag maken bepaalde zelfstandigen, zoals gepensioneerden en bijberoepen met beperkte sociale bijdragen, slechts aanspraak op een half crisisoverbruggingsrecht. Dat zal in de nieuwe regeling ook zo zijn. Anderen komen momenteel dan weer in aanmerking voor een dubbele uitkering. Het is dus nog niet duidelijk of die dubbele uitkering wordt verlengd.

“Wat we wél al weten, is dat zelfstandigen enkel recht hebben op het volledige maandbedrag als de verplichte onderbreking in de betrokken kalendermaand minstens 15 opeenvolgende dagen duurt”, zegt Joost Van Hove, expert bij het kenniscentrum van de hr-dienstverlener Liantis. “Is de onderbreking minder lang, dan krijgen ze slechts de helft. Zoals wij het nu zien, kan dat de helft zijn van het basismaandbedrag, maar ook de helft van het halve overbruggingsrecht of eventueel zelfs de helft van het dubbel overbruggingsrecht, voor zover dat nog zou worden verlengd.”

Pijler 2: steun bij een ernstige omzetdaling

De tweede pijler van het crisisoverbruggingsrecht betreft een tijdelijke ondersteuningsmaatregel voor zelfstandigen die wegens de coronacrisis worden geconfronteerd met een vermindering van hun economische rentabiliteit en dus hun inkomsten. Daalde uw omzet in de kalendermaand voorafgaand aan de maand waarvoor u steun vraagt met minstens 40 procent ten opzichte van diezelfde kalendermaand in 2019, dan hebt u daar recht op. U zal bij uw aanvraag een bewijs moeten toevoegen waaruit de omzetdaling blijkt. Dat kan bijvoorbeeld een attest van uw boekhouder zijn of een uittreksel van uw kasboek.

Een voorbeeld. U wilt voor januari 2021 een overbruggingsrecht aanvragen. Uw omzet in de daaraan voorafgaande maand december 2020 bedroeg 6000 euro. Om in aanmerking te komen voor de uitkering, moest uw omzet in december 2019 dan minstens 10.000 euro bedragen.

Maar wat met een starter die bijvoorbeeld nog maar een jaar actief is? “Daar biedt de wetgeving geen antwoord op”, zegt Joost Van Hove van Liantis. “Uit de instructies van de FOD Sociale Zekerheid zal moeten blijken of men afwijkingen toelaat voor bijvoorbeeld startende ondernemingen. Voorlopig hebben we daar nog geen zicht op.”

“Wat wél al geweten is, is dat zelfstandigen die aanspraak willen maken op een uitkering in deze nieuwe pijler voor minstens vier kwartalen hun wettelijke voorlopige sociale bijdrage moeten hebben betaald. Voor starters die niet meer dan drie jaar als zelfstandige actief zijn, volstaat de betaling van minstens twee kwartaalbijdragen.”

Elke zelfstandige kan deze steun bij een ernstige omzetdaling door de coronacrisis aanvragen, zelfs wanneer zijn onderneming niet verplicht gesloten is of was, en ook indien hij niet afhankelijk is van een verplicht gesloten sector. De basisbedragen waarop u dan recht hebt, zijn dezelfde als die van vandaag. De maatregel werd ook in het leven geroepen voor vrije beroepen, zoals kinesisten of tandartsen, die momenteel een groot deel van hun klanten zien afhaken vanwege de angst voor besmetting.

Het overbruggingsrecht ter ondersteuning van een heropstart, voor wie na een periode van verplichte sluiting de activiteiten hernam en daarbij met een omzetverlies van minstens 10 procent wordt geconfronteerd, verdwijnt na 31 december 2020. Ook die zelfstandigen kunnen nu gebruik maken van de nieuwe tweede pijler, mits hun omzetdaling minstens 40 procent bedraagt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content