Van luchthavens tot nutsbedrijven: hoe goed doorstaan beleggingen in infrastructuur de crisis?

INFRASTRUCTUUR Bij een economische recessie houdt infrastructuur veel beter stand. © Getty Images
Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

Van infrastructuur wordt gezegd dat het defensieve beleggingen zijn. Maar infrastructuur is een containerbegrip. Luchthavenuitbaters kregen zware klappen door de stilstand van het economische leven en het sluiten van de grenzen, terwijl internetproviders gouden zaken deden en wind- en zonneparken bleven draaien.

Vorige week kwam de Belgische beursgenoteerde infrastructuurbelegger TINC met een geruststellende coronaupdate. Voor de productie van elektriciteit in zonne- en windparken is het geld blijven binnenstromen, maar op lange termijn kunnen de parken minder waard worden als de elektriciteitsprijs zo laag blijft als vandaag. TINC investeerde vorig jaar in vakantiehuizen in De Haan. In de vakantieparken zijn er momenteel geen bezoekers, maar die wegen samen met de parkings, de sluizen en andere infrastructuur niet zo zwaar in het totaal. De installaties voor hernieuwbare energie maken het grootste deel van de investeringen van TINC uit.

Het defensieve karakter is eigen aan bedrijven die actief zijn in infrastructuur. “In 2009 bleven de winsten in de sector stijgen, terwijl de bedrijfswinsten wereldwijd achteruitgingen. De infrastructuurbedrijven ondergaan ook minder grote beursschommelingen dan andere bedrijven. De volatiliteit van de infrastructuurbranche op de beurs bedroeg de voorbije twintig jaar 11 procent, tegenover 24 procent voor de brede beurs”, zegt Denise Kissner, senior beleggingsspecialist bij DWS.

Een studie van de economische cycli sinds 1973 leert dat infrastructuurbeleggingen bij een economisch herstel iets beter presteren dan de beurs. Als de economie op volle toeren draait, doet infrastructuur het iets minder goed dan de beurs, maar als de economische groei vertraagt of in een recessie gaat, houdt de sector veel beter stand.

Telecom

De deelbewijzen van het fonds DWS Invest Global Infrastructure (ISIN-code: LU0329760853) werden sinds Nieuwjaar ongeveer 7 procent minder waard, terwijl de beurzen ruim dubbel zoveel terrein moesten prijsgeven. Vorige jaren bleef het infrastructuurfonds achter op de wereldbeurzen. Enkele grote posities in veilige aandelen, zoals Crown Castle (10% van de portefeuille) en American Tower (9,35%), vormen de basis van de beleggingen. De twee Amerikaanse bedrijven bezitten en exploiteren pylonen en gebouwen die gebruikt worden als zendmasten door mobiele operatoren. Crown Castle is enkel in de Verenigde Staten actief en is 64 miljard dollar waard op Wall Street. American Tower is ook actief in Latijns-Amerika en India, Afrika en Duitsland. Het is meer dan 100 miljard dollar waard op de beurs.

‘De volatiliteit van infrastructuur op de beurs bedroeg de voorbije twintig jaar 11 procent, tegenover 24 procent voor de brede beurs’ – Denise Kissner, DWS

Global Listed Infrastructure van M&G Invest (LU1665237704) beperkt de schade van januari tot april tot iets minder dan 11 procent. In 2019 won het fonds 36,7 procent. De belangrijkste posities zijn gericht op energie, met de elektriciteitsproducent Enel (Italië) en de dienstenleveranciers aan de olie- en gassector Gibson Energy en Enbridge (beide Canada). In april kwamen daar CounterGlobal, dat elektriciteit produceert in achttien landen, en China Gas Holdings bij. Het fonds maakte gebruik van de beurscorrectie om koopjes te doen. Zo pikte de beheerder Oneok op, dat transport van olie in de Verenigde Staten organiseert.

“Hoewel energie en transport op korte termijn zwaar zijn getroffen door de coronacrisis, zijn ze goed gepositioneerd om dat weer goed te maken na de crisis”, verwacht beheerder Alex Araujo. Hij merkt op dat nutsbedrijven doorgaans stabielere dividenden opleveren dan transportbedrijven, wat verklaart waarom het fonds de voorbije maanden meer in de nutssector investeerde.

Luchthavens

De maatregelen om de verspreiding van het coronavirus af te remmen brachten de wereldeconomie bijna tot stilstand. Telecomaandelen floreerden, maar exploitanten van luchthaveninfrastructuur kwamen op droog zaad te zitten. Het aandeel van Aéroports de Paris (ADP), dat onder meer de luchthaven van Charles de Gaulle uitbaat, was begin februari 177 euro waard en tuimelde daarna 60 procent naar beneden.

Beyond Infrastructure & Transition van DNCA Invest ( LU0309082104) had nogal wat posities in Frankrijk en Zuid-Europa. “Er zitten weinig telecomaandelen in het fonds, goed voor ongeveer 20 procent. Daar leed het fonds onder”, erkent beheerder Julie Arav. “Ook de posities in transportinfrastructuur, 10 procent van de portefeuille, wogen op het rendement.” Resultaat: een verlies van ongeveer 23 procent in het eerste kwartaal, tegenover een verlies van 17 procent voor de index.

Transport

De beheerder schudde de portefeuille de afgelopen weken stevig door elkaar: alle transportinfrastructuur buiten Europa werd geëlimineerd. Ze versterkte de posities in de Franse bouw- en concessiegroepen Bouygues, Eiffage en Vinci, en in de Italiaanse groepen SNAM (transport van gas) en Iren (elektriciteit). De bedoeling is zo veel mogelijk “bedrijven met defensieve kwaliteiten, zoals gereguleerde inkomsten of een solide balans, te behouden”. Het fonds draagt sinds 2018 een Frans label voor duurzaamheid.

John Mulquiney, de beheerder van Lazard Global Listed Infrastructure (IE00BX9C2459), verborg zijn teleurstelling aan het einde van het eerste kwartaal niet. Vooral aandelen zoals de Italiaanse snelweg- en luchthavenuitbater Atlantia (5,5% van de portefeuille eind april) en de Amerikaanse spoorwegmaatschappij Norfolk Southern (8,9%) presteerden teleurstellend.

Aantrekkelijke waarderingen

De resultaten van de Luxemburgse operator van satellieten SES lagen in lijn met de verwachtingen. Het bedrijf lijdt amper onder de lockdown. De halvering van het dividend vindt Mulquiney verstandig, gezien de grote investeringen die op de planning staan. Voor de beheerder van Lazard is SES aantrekkelijk gewaardeerd.

Het Britse Pennon (4,8%), de eigenaar van South West Water, is nog aantrekkelijker geprijsd. Pennon slaagde erin zijn afvalverwerkende dochter Viridor te verkopen voor een veel hoger bedrag dan de analisten hadden verwacht. Een teken van goed management.

“De meeste beursgenoteerde aandelen in de infrastructuursector zijn Amerikaanse nutsbedrijven”, merkt Mulquiney op. “Die zijn doorgaans onaantrekkelijk gewaardeerd.” De geografische verdeling van de portefeuille is als volgt: 44 procent in de eurozone, iets meer dan 20 procent in het Verenigd Koninkrijk en ongeveer evenveel in de Verenigde Staten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content