Drie kandidaten voor de volgende grote zeepbel

. © Getty
Ryan Avent redacteur handel en internationale economie van The Economist

Ondanks harde lessen uit het verleden zijn beleggers nog altijd even vatbaar voor financiële gekte.

Driehonderd jaar geleden keurde het Britse parlement een wet goed die bekend zou worden als de Bubble Act. In Noordwest-Europa wemelde de economie van pas opgerichte beleggingsmaatschappijen – “zeepbelbedrijven”, werden ze toen genoemd – waarvan de South Sea Company de bekendste was.

Zeepbelbedrijven gedijden op het bijna hysterische enthousiasme van beleggers terwijl ze kapitaal probeerden te lokken voor hun praktijken om geld te verdienen, sommige al geloofwaardiger dan andere.

De Bubble Act probeerde de orde te herstellen door nieuw opgerichte firma’s te verplichten over een Koninklijk Handvest te beschikken. Maar desondanks implodeerde de gekte op spectaculaire wijze. Tegen het einde van het jaar zag de South Sea Company (opgericht om controle te hebben over de handel met Zuid-Amerika, maar eigenlijk een instrument voor financieel gesjoemel met de staatsschuld) zijn aandelen met zowat 80 procent in waarde zakken.

Met de crash van 1720 barstte de eerste grote internationale financiële zeepbel. Drie eeuwen later zijn beleggers onverminderd vatbaar voor financiële gekte, ondanks de harde lessen van de hausse en de daaropvolgende neergang op de vastgoedmarkt. Volgens economen ontstaat die opgewonden stemming niet zomaar. Bellen ontstaan meestal door aannemelijke verhalen over hoe veranderingen in de economie kansen creëren voor enorme winsten. De South Sea- zeepbel kwam er samen met de opkomst van beursgenoteerde verzekeringsmaatschappijen met beperkte aansprakelijkheid en de gedrevenheid voor het handelspotentieel in Noord- en Zuid-Amerika. Zeepbelachtige markten zijn vandaag gebouwd op dezelfde funderingen. In 2020 kunnen verschillende potentiële zeepbellen knappen.

De grootste pessimisten wijzen naar een derde zeepbelkandidaat: activaprijzen in het algemeen.

Eenhoorns

De eerste en meest voor de hand liggende zeepbel is de technologiehausse in Amerika. Het afgelopen decennium hebben Silicon Valley en andere techhubs een aanhoudende toevloed van start-ups geproduceerd die nieuwe sectoren willen domineren. Bedrijven als Uber, Slack, WeWork en Airbnb combineerden technologie en nieuwe bedrijfsmodellen met beloftes om een uitzonderlijk rendement te behalen door markten te veroveren.

Rijke beleggers staken massa’s geld in die ondernemingen en veroorzaakten zo het fenomeen van de unicorn of eenhoorn: een start-up in privébezit die minstens 1 miljard dollar waard is. Zulke wezens waren ooit zeldzaam, maar vermenigvuldigden zich terwijl de koorts aanhield. Nu is het moment van de waarheid aangebroken. Winsten bleken ongrijpbaarder te zijn en marktdominantie moeilijker te verwezenlijken dan beloofd. De aandelenkoersen voor bedrijven als Uber en Slack bleven zakken na hun beursintroducties in 2019. Andere bedrijven, zoals WeWork, borgen hun beursplannen op door het groeiende techscepticisme. De eenhoornboom zal net als de dotcomgekte uiteindelijk heel wat winstgevende megabedrijven opleveren. Maar in 2020 zullen we een inzakking en zware verliezen voor beleggers zien, wanneer de huichelaars hun aura van financiële onoverwinnelijkheid niet langer kunnen aanhouden.

Drie kandidaten voor de volgende grote zeepbel

De zeepbel heeft ook zijn weg gevonden naar de relatief nuchtere markt van staatsobligaties. Het afgelopen jaar deden obligaties het veel beter dan aandelen. De vraag naar staatsschulden heeft de afgelopen jaren een hoge vlucht genomen: de koersen van obligaties zijn scherp gestegen terwijl de rentetarieven die overheden moesten bieden aanzienlijk gedaald zijn. Hoewel het rendement op Amerikaanse obligaties op een historisch dieptepunt zit, lijkt het hoog in vergelijking met de aanhoudende negatieve resultaten in Duitsland, Frankrijk en Japan. Obligatiekopers zetten misschien in op trage groei en verwaarloosbare inflatie. Sommigen willen misschien ook hun veilige activa houden in het licht van de onzekerheid die is verbonden met de globale economische vertraging en de Chinees-Amerikaanse handelsoorlog. Obligaties worden ook opgeslokt door grote institutionele beleggers en verzekeringsbedrijven, die meer opbrengsten willen persen uit staatsobligaties door extreem lage tarieven te betalen.

De lange termijn van stijgende obligatiekoersen lijkt beleggers overtuigd te hebben dat obligatiemarkten maar in één richting bewegen – vaak het teken van een zeepbel. Een ommekeer in de obligatiekoersen, of een onverwachte aanpassing van de valutakoersen, zou kwetsbare obligatiebeleggers kunnen dwingen niet langer in te zetten, wat zal leiden tot nog meer opschudding op de markt. Sommige veilige obligaties, zoals schatkistcertificaten, zouden het wellicht goed doen bij een inzakking. Maar andere, zoals Italië, dat nu op lange termijn kan lenen tegen een tarief van minder dan 1 procent, zouden minder geluk kunnen hebben.

Alles goedkoper

De grootste pessimisten wijzen naar een derde zeepbelkandidaat: activaprijzen in het algemeen. Ondanks geopolitieke onzekerheden – over het lot van Europa, conflicten in het Midden-Oosten en de krachtmeting tussen Amerika en China – weigeren de markten in te storten. Rustige markten en hoge aandelenkoersen zijn volkomen logisch in een wereld die ongeveer even vredig en geglobaliseerd blijft als beleggers verwachten. Maar in andere omstandigheden zou een ingrijpende herwaardering van de prijs van alles, gaande van huizen over aandelen tot grondstoffen, aan de orde kunnen zijn. Beleggers in de South Sea Company dachten dat de Nieuwe Wereld heel winstgevend zou zijn. In 2020 zal men net als in 1720 misschien ontdekken dat dat niet altijd het geval is.

Partner Content