Beleggers moeten zich blijkbaar schamen wanneer ze begaan zijn met milieu, maatschappij en deugdelijk bestuur

© Getty Images

Met de zogenaamde ESG-handicap worden de zaken omgedraaid. Sommige beheerders doen alsof beleggers zich moeten schamen omdat ze wat rendement gemist hebben door hun aandacht voor het milieu, de maatschappij en deugdelijk bestuur.

Gaan millennials anders met geld om dan babyboomers? We laten hen graag zelf aan het woord. Anneleen De Bonte was tien jaar huisarts en is projectmanager bij Blenders, een incubator voor innovatieprojecten met een positieve maatschappelijke impact. Tussen 2016 en 2019 werkte ze bij Fairfin aan een duurzaam pensioen voor zelfstandige zorgverleners.

“Tja,” schokschouderde de vermogensbeheerder, “dit verschil heeft natuurlijk te maken met jullie ESG-handicap.” Hij was tegenover ons adviescomité aan het toelichten waarom het fonds wat minder goed had gepresteerd dan de benchmark. Kennelijk hadden we hier en daar een mooi rendement gemist ten gevolge van onze keuze om niet te investeren in wapens (jammer, goede business in Oekraïne tegenwoordig) en weinig in fossiele energie. Eigen schuld, dikke bult – hadden we maar een betere neus voor zaken moeten hebben.

Zijn uitspraak is niet enkel een illustratie van het nogal doorzichtige riedeltje van assetmanagers: doen ze beter dan de benchmark, dan ligt dat aan uitmuntend beheer, doen ze slechter, dan zijn er uiteraard externe factoren. De zogenaamde ESG-handicap is daarnaast een pijnlijk voorbeeld van een andere truc: de zaken omdraaien, het manco bij de verkeerde leggen, inclusief de bijbehorende schaamte. Ik hoorde een psychiater ooit glashelder toelichten hoe dat een klassiek patroon is dat hoort bij elke machtsverhouding: de machtigste zet de ander een hak, de machteloze gaat tegen de vlakte en voelt diepe schaamte. Slachtoffers van bijvoorbeeld oplichting kennen dat maar al te goed. Ik ben me ervan bewust dat dit voorbeeld meer immoreel is dan de eerder onschuldig lijkende opmerking van de beheerder hierboven, maar het gaat om de onderliggende dynamiek van wie het recht aan haar of zijn kant heeft.

Beleggers moeten zich blijkbaar schamen omwille hun aandacht voor het milieu, maatschappij en deugdelijk bestuur.

Het bizarre is dat die dynamiek geïnstitutionaliseerd is in het financiële systeem. De partij die het geld heeft – of liever: die de legitimiteit krijgt om krediet te verlenen, zijnde de bank (die eigenlijk verbazend weinig eigen vermogen heeft) – bepaalt hoe diep de ander door de knieën moet. De legitimiteit van die machtsverhouding is daarbij zoek, aan beide kanten.

Lees er gerust Piketty op na: de grootste hopen geld worden al lang niet meer verdiend met eerzame zaken als hard werken of slim zijn, maar simpelweg door al veel geld te hébben. Het is een zelfversterkend verhaal. Het is de kredietnemer aan de andere kant van het contract die het echte werk doet: een bedrijf oprichten, een huis bouwen, handeldrijven, voedsel produceren. En zijn hachje riskeren.

Rode kaken

Het manco en de bewijslast bij de verkeerde leggen doen we vaker, ook in andere sectoren. Denk eens aan het biolabel in de landbouw, waarvoor gemotiveerde boeren zelf moeten betalen. Zou het geen beter idee zijn alle niet-ecologische producenten te verplichten om te labelen: ‘Opgelet! Bevat pesticiden die de gezondheid ernstige schade toebrengen’?

Voor financiële producten is het ook zover: de Europese taxonomie verplicht de groene koplopers om tijd en geld te investeren in precies te categoriseren hoe groen ze zijn. Het is wachten op een ‘bruine’ taxonomie, die in het licht stelt hoeveel schade de andere toebrengen met hun winstgevende investeringen. Tot zolang blijven wij met rode kaken staan over onze ESG-handicap.

Partner Content