‘Zelfstandige jobstudenten worden niet meer gediscrimineerd’

© Getty Images/iStockphoto

Studenten die bijklussen als zelfstandige betalen vanaf 1 januari 2017 minder sociale bijdragen en blijven langer fiscaal ten laste van hun ouders.

Steeds meer studenten verdienen tijdens hun studie een centje bij door te werken als zelfstandige. Volgens cijfers van de ondernemersorganisatie Unizo waren er vorig jaar 103.000 zelfstandige studenten, of bijna 17 procent meer dan vijf jaar geleden. Als een student een inkomen uit arbeid heeft, is het belangrijk dat hij weet hoeveel sociale bijdragen hij daarop moet betalen en hoeveel hij mag verdienen om fiscaal ten laste van zijn ouders te blijven. Als de ouders werknemer zijn, wordt de belastingvermindering voor kinderen ten laste verrekend in de bedrijfsvoorheffing. Voor één kind ten laste wordt hun bedrijfsvoorheffing verminderd met 34 euro per maand, voor twee kinderen met 93 euro en voor drie met 248 euro.

Voor een student die bijverdient als bediende of arbeider, bestaat al lang een aangepaste sociale en fiscale regelgeving. Dat is tot nu niet het geval voor studenten die werken als zelfstandige. Vanaf 1 januari volgend jaar komt daar verandering in.

Huidige regeling

Een student die met een studentenovereenkomst werkt als bediende of als arbeider, betaalt geen bedrijfsvoorheffing op zijn brutoloon en draagt geen gewone socialezekerheidsbijdragen af. De voorwaarde is dat hij maximaal 50 dagen werkt gedurende een kalenderjaar. Op het loon betaalt de werkgever een solidariteitsbijdrage van 5,42 procent en de student een bijdrage van 2,71 procent. Of de student belasting betaalt, hangt af van zijn totale netto belastbare inkomen: zijn brutoloon verminderd met de solidariteitsbijdrage van 2,71 procent en zijn werkelijke of forfaitaire beroepskosten. Als dat inkomen lager is dan de belastingvrije som – 7420 euro op een inkomen van minder dan 26.360 euro in het inkomstenjaar 2016 – hoeft de student geen belasting te betalen.

Om fiscaal ten laste te blijven van zijn ouders mogen de bestaansmiddelen van de student – zeg maar zijn loon – netto niet meer bedragen dan 3140 euro, als zijn ouders getrouwd zijn of wettelijk samenwonen. Is de ouder fiscaal alleenstaande, dan wordt dat bedrag opgetrokken tot 4530 euro. Om het nettobedrag te bepalen wordt het bruto-inkomen verminderd met de werkelijke beroepskosten of een forfaitaire aftrek van 20 procent, met een minimum van 440 euro. Om de grenzen van 3140 en 4530 euro te berekenen, wordt geen rekening gehouden met de eerste loonschijf van 2610 euro. Dat betekent dat een kind, om fiscaal ten laste te blijven, in 2016 maximaal een bruto belastbaar loon – verminderd met de solidariteitsbijdrage van 2,71 procent – mag verdienen van 3140 euro x 100/80 = 3925 euro, plus de vrijgestelde loonschijf van 2610 euro = 6535 euro, als 3925 euro min 20 procent kosten 3140 euro is.

Voor studenten die werken als zelfstandige, is er tot nu geen bijzondere regeling. De student moet zich inschrijven bij een sociale kas voor zelfstandigen en sociale bijdragen betalen. Hij kan wel op uitdrukkelijk verzoek worden gelijkgesteld met zelfstandigen in bijberoep. Dat heeft tot gevolg dat studenten geen socialezekerheidsbijdragen betalen zolang hun zelfstandige beroepsinkomen lager is dan 1439,42 euro. Is het hoger dan 1439,42 euro en lager dan 6815,52 euro, dan betalen ze een sociale bijdrage van 21,5 procent op hun netto-inkomen (bruto-inkomen min beroepskosten). Als hun inkomen hoger is dan 6815,52 euro, dragen ze socialezekerheidsbijdragen af op een minimumbasis van 13.010,66 euro.

Om te bepalen of een student-zelfstandige fiscaal ten laste van zijn ouders blijft, mag hij net als een werknemer geen bestaansmiddelen hebben die netto meer bedragen dan 3140 euro. Maar anders dan een student-werknemer wordt bij een student-zelfstandige geen rekening gehouden met een vrijgestelde inkomensschijf van 2610 euro. De ouders van een zelfstandige student lopen dus gemakkelijker het risico dat hun kind niet meer fiscaal ten laste is.

Nieuwe regeling

Vanaf 1 januari 2017 betalen studenten-zelfstandigen onder bepaalde voorwaarden minder of zelfs geen socialezekerheidsbijdragen. “De student moet minstens 18 jaar en hoogstens 25 jaar zijn”, zegt Frederik De Roo, managing partner BDO Tax en Legal. “Hij moet zijn ingeschreven in een Belgische of buitenlandse onderwijsinstelling en regelmatig lessen volgen, om een diploma te behalen dat erkend wordt door een bevoegde overheid in België. Hij moet een werk uitoefenen waardoor hij in hoofdberoep onderworpen is aan het sociale statuut van zelfstandigen.” Zijn al die voorwaarden vervuld, dan hoeft de student-zelfstandige geen socialezekerheidsbijdragen te betalen, als zijn zelfstandige netto-beroepsinkomen lager is dan 6505,33 euro per jaar. Is het hoger dan 6505,33 euro maar lager dan 13.010,66 euro, dan moet hij enkel bijdragen afdragen op het deel boven 6505,33 euro. De eerste schijf van 6505,33 euro blijft vrijgesteld.

“Studenten die ijverig beginnen te werken en een belastbaar inkomen hebben van 13.010,66 euro of meer, worden beschouwd als gewone zelfstandigen”, waarschuwt De Roo. De vrijstelling voor de eerste schijf van 6505,33 euro valt weg en ze moeten socialezekerheidsbijdragen tot 21,5 procent betalen op al hun inkomsten.” Als de student-zelfstandige socialezekerheidsbijdragen afdraagt, opent hij wel eigen rechten in de ziekte- en de invaliditeitsverzekering.

Een student-zelfstandige kan ook aanspraak maken op de belastingvrije som van 7420 euro. Is zijn zelfstandige inkomen hoger en moet hij dus belasting afdragen, dan moet hij vier keer per jaar belasting voorafbetalen – in principe althans, want een beginnend zelfstandige is de eerste drie jaar vrijgesteld van voorafbetalingen.

Om te berekenen of een student-zelfstandige fiscaal ten laste is van zijn ouders, mogen zijn nettobestaansmiddelen niet hoger zijn dan 3140 euro. Nieuw is dat voor de berekening van die grens geen rekening wordt gehouden met de inkomensschijf van 2610 euro. “De student-zelfstandige blijft dus langer fiscaal ten laste van zijn ouders en wordt niet meer gediscrimineerd tegenover een student-werknemer”, weet De Roo.

De vrijstelling van 2610 euro wordt één keer per jaar voor de totale inkomsten berekend. Stel dat een student hetzelfde jaar als werknemer een inkomen van 2000 euro heeft en dat hij als zelfstandige 1500 euro verdient, in totaal 3500 euro. Van dat totaal wordt één keer 2610 euro niet meegeteld om de nettobestaansmiddelen vast te stellen.

Misbruik is uitgesloten

Het is niet toegestaan een kind in te schrijven in de eenmanszaak van de ouders en hem een loon uit te betalen. Gebeurt dat wel – 1 euro loon volstaat – dan is het kind fiscaal niet meer ten laste van zijn ouders. Als de ouders bedrijfsleiders met een eigen vennootschap zijn, kunnen ze het kind wel benoemen tot zaakvoerder, om het een fiscaal interessant loon te geven. Onder de nieuwe regeling zou de student in de vennootschap van de ouders tot 6000 euro per jaar of 500 euro per maand vrij van belastingen en sociale bijdragen kunnen ontvangen.

Dat opent de deur voor een fiscale optimalisatie. Daarom legt de wetgever grenzen op. Als het loon te hoog is, kan het gebeuren dat de student niet langer ten laste is van zijn ouders. Dat is het geval als hij bezoldigingen boven 2000 euro krijgt die voor de vennootschap beroepskosten zijn. Die bezoldiging mag niet meer dan de helft van zijn totale belastbare inkomen uitmaken – zowel onroerende, roerende, beroeps- als diverse inkomsten – met uitzondering van eventuele onderhoudsuitkeringen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content