Anton Van Zantbeek

‘Wie betaalt de taxshift?’

België is al heel lang wereldkampioen in belastingdruk op arbeid. Iedereen vindt die intussen beschamend hoog en schuift een taxshift als oplossing naar voren. Dat betekent voordeelregimes afschaffen, waardoor er budgettaire ruimte ontstaat om de belastingen in het algemeen te verlagen. Hoe die taxshift kan gebeuren, is onder meer becijferd door de Hoge Raad van Financiën. Minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) heeft zijn blauwdruk voor een brede fiscale hervorming daarop gebaseerd.

In de blauwdruk zit eten en drinken voor velen. Inkomsten uit arbeid en vervangingsinkomsten genieten een uitgesproken lastenverlaging. Er wordt hier en daar ook wel wat gesnoeid in de voordelen, maar dat weegt niet op tegen de algehele verlaging van de belastingdruk. De inkomsten uit vermogen betalen daar voorlopig niet echt het gelag voor. De belastbare basis wordt weliswaar uitgebreid met meerwaarden op aandelen en de werkelijke huurinkomsten. Maar daartegenover staat ook een hele reeks belastingverlagingen. Zo gaat het tarief van de roerende voorheffing op dividenden en intresten van 30 naar 25 procent, worden de taks op de effectenrekeningen en de beurstaksen afgeschaft en krijgt iedereen een fiscaal vrijgesteld inkomen van 6.000 euro. Het tarief van de meerwaardebelasting lijkt op het eerste gezicht ook redelijk. Dat wordt 15 procent voor alle roerende en onroerende meerwaarden. Wetend dat bepaalde privémeerwaarden vandaag soms tegen 33 procent worden belast, is dat toch opvallend.

Je moet als ondernemer goed gek zijn om risico’s te nemen door te investeren, om als je succesvol bent 70,47 procent belasting af te dragen.

Zou het kunnen dat Van Peteghem met zijn blauwdruk inzet op een veralgemeende verlaging van het legendarische Belgische overheidsbeslag? Dat is in België per capita veel hoger dan in vergelijkbare welvaartstaten als Nederland en Zwitserland. Bij een tweede lezing kreeg mijn argeloze en wat naïeve hoop al een knauw. Zelfstandigen die zich via een vennootschap hebben georganiseerd, moeten zich aan hogere belastingfacturen verwachten. Men wil de keuze tussen de personen- en vennootschapsbelasting ‘neutraler’ maken.

Intussen gonst het van de geruchten dat het kabinet-Van Peteghem de ‘excessen’ uit de belastingvrijstelling van dividenden (DBI) voor vennootschappen wil halen. Hoezo, denk je dan. DBI staat voor ‘definitief belast inkomen’. Het houdt in dat zodra de winst belast is, die niet nog eens belast mag worden. Dat kan toch nooit een exces zijn? Stel dat een kleindochteronderneming 100 euro winst voor belasting maakt. Dan betaalt die daar 25 procent vennootschapsbelasting op. Wil ze die winst na belasting uitkeren aan de dochteronderneming, dan hoeven de dochteronderneming en de uiteindelijke moederonderneming (holding) daar niet telkens opnieuw vennootschapsbelasting op te betalen. Bij uitkering aan een aandeelhouder-natuurlijke persoon is er wel nog 30 procent roerende voorheffing verschuldigd. Het nettodividend is dan 52,5 euro. De keten heeft dan in totaal 47,5 procent belasting betaald op de winst.

Het gerucht gaat dat het kabinet-Van Peteghem hieraan wil morrelen. Maar dat betekent dat bepaalde dividenden meermaals zullen worden belast. In ons voorbeeld zou dat een gecombineerde belastingdruk op de winst van de kleindochteronderneming van 70,47 procent betekenen. Van de 100 euro winst voor belasting houdt de aandeelhouder dan nog maar 29,53 euro over.

Als men dat soort maatregelen durft te overwegen, moet men ook weten dat het gedaan is met België als holdingland of als land om te investeren. Je moet als ondernemer goed gek zijn om risico’s te nemen door te investeren, om als je succesvol bent 70,47 procent belasting af te dragen. Met dat soort maatregelen zaag je als overheid uiteindelijk aan de tak waar je zelf op zit.

De auteur is advocaat bij Rivus en gastdocent aan de Fiscale Hogeschool

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content