Vijf nuttige tips en weetjes voor de belastingaangifte

BELASTINGAANGIFTE Op tijd alle mogelijkheden bekijken, kan u verrassingen besparen. © Getty Images
Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

We kampen in ons land met hoge belastingen op arbeid. Om niet té veel belastingen te betalen, komt het erop aan de uitzonderingen op de regels goed te kennen. En om boetes of belastingverhogingen te vermijden, geldt eigenlijk hetzelfde devies.

U kunt de aangifte voor de personenbelasting nog tot 15 juli vervolledigen, tenminste als u ze via Tax-on-web invult. Voor de papieren aangifte heeft u nog tot 30 juni de tijd. Er zijn een aantal situaties waarin u beter tijdig begint, bijvoorbeeld als u een startende zelfstandige bent en voor het eerst deel 2, het bijkomende aangifteformulier voor zelfstandigen, moet aanvragen. Maar ook in een aantal andere gevallen kunt u maar beter tijdig nadenken over wat u wilt doen.

1 Aangifte voor kinderen? Soms wel

Voor hun kinderen ten laste moeten de ouders doorgaans geen aangifte invullen, op twee uitzonderingen na.

Als de kinderen meer dan 8990 euro aan belastbaar onderhoudsgeld ontvingen in 2020, moet er een aangifte gedaan worden. De leeftijd van het kind speelt geen rol. Let op: voor kinderen jonger dan twaalf kan die aangifte niet via Tax-on-web worden ingevuld. Vraag dus tijdig een aangifteformulier bij het lokale belastingkantoor.

Als de kinderen studentenarbeid hebben verricht, moet er een aangifte gebeuren. Als er geen voorstel voor vereenvoudigde aangifte komt, moet de aangifte voor 1 juni aangevraagd worden. Dat betekent niet per se dat er ook belastingen op de inkomsten betaald moeten worden. In 2020 mochten studenten onbelast 12.842,85 euro verdienen, als ze tenminste geen andere belastbare inkomsten hadden.

Ouders riskeren meer belastingen te betalen als hun kinderen ‘te veel’ verdienen als jobstudent. Zodra een jobstudent meer dan 7045 euro bruto verdient, is die niet meer ten laste of financieel afhankelijk van de ouders. Voor kinderen van alleenstaande ouders of zwaar gehandicapte kinderen ligt die grens hoger.

De overheid heeft een aantal uitzonderingen op de regel gecreëerd door de coronacrisis. De inkomsten van het tweede kwartaal van 2020 worden niet meegeteld om te bepalen of studenten al dan niet fiscaal ten laste zijn van hun ouders. Voor jobstudenten die in de zorg of het onderwijs werkten, tellen ook de inkomsten van het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 niet mee voor de belastingen van de ouders.

2 Met pensioen? Vergeet de aangifte niet

Ook wie met pensioen is, ontsnapt niet aan de aangifteplicht. Van de Federale Pensioendienst kregen gepensioneerden tot vorig jaar een pensioenfiche, waarop de belastbare bedragen staan en de voorheffing die werd ingehouden. Voortaan worden die fiches enkel nog op papier bezorgd aan een beperkt aantal mensen, zoals de gepensioneerden die hun aangifte op papier invullen. De anderen kunnen de fiche online raadplegen in hun persoonlijk dossier op myminfin.be of mypension.be.

Sinds 2012 kreeg het leeuwendeel van de gepensioneerden een voorstel van vereenvoudigde aangifte. Als de gegevens op dat voorstel overeenstemmen met de pensioenfiche, hoeven ze verder niets te doen. Wie geen voorstel krijgt, moet zelf het initiatief nemen. Belastingplichtigen verliezen dat weleens uit het oog, als ze plots geen voorstel meer krijgen nadat ze het jarenlang wél hebben gekregen. Na het overlijden van een partner kan dat bijvoorbeeld gebeuren. Het kan overigens ook werkende mensen overkomen, als er iets in hun persoonlijke situatie verandert.

3 De ene wedstrijd is de andere niet

De winnaar van het televisieprogramma De Mol ging dit jaar met een historisch lage prijzenpot van 18.240 euro naar huis. In 2019 kreeg de winnaar nog ruim 34.000 euro mee naar huis, bijna dubbel zoveel. Volgens de woordvoerder van de federale overheidsdienst Financiën, Francis Adyns, is zo’n prijzenpot belastingvrij. “Prijzen gewonnen in publiciteitswedstrijden georganiseerd of aangekondigd via de pers, radio of televisie maken in principe geen belastbare inkomsten uit.” Andere inkomsten in dezelfde categorie die vrij van belastingen zijn: winst uit een tombola of loterij, zoals de Nationale Loterij, pronostiekwedstrijden, weddenschappen op paardenkoersen, casinospelen, enzovoort. Professioneel op de Lotto spelen kan natuurlijk niet, terwijl er wel professionele sporters en muzikanten zijn.

Ouders riskeren meer belastingen te betalen als hun kinderen ‘te veel’ verdienen als jobstudent.

De prijzenpot voor de Koningin Elisabethwedstrijd is van dezelfde grootteorde als die van De Mol. De eerste prijs is 25.000 euro. Als een Belgische muzikant deelneemt, betaalt die daarop belasting in België. Als een buitenlandse muzikant met de hoofdprijs gaat lopen, betaalt die meestal ook belastingen in België. Tenzij er een dubbelbelastingverdrag is dat het anders dicteert. “In de meeste van die overeenkomsten is geregeld dat de ‘prestatiestaat’ het recht heeft om de belasting te heffen over de inkomsten gerelateerd aan de muzikantenprestatie, en dat de ‘woonstaat’ van die muzikant een dubbele belasting moet voorkomen. Soms is bepaald dat de woonstaat pas een dubbele belasting zal voorkomen op voorwaarde dat het inkomen effectief belast is in de prestatiestaat.”

In het dubbelbelastingverdrag tussen België en Japan staat zo’n clausule. De sporters die deze zomer voor ons land een medaille of een Olympisch diploma halen in Tokio, krijgen daarvoor een prijs van het Fonds Baillet Latour. Zo levert een gouden medaille 50.000 euro op voor een individuele sporter, en 12.500 euro voor een ploegsporter. Japan heeft het recht daar belastingen op te heffen, maar introduceerde speciaal voor de Olympische Spelen een vrijstelling voor de inkomsten uit sportieve prestaties van de deelnemers. Francis Adyns spreekt niet over een vrijstelling voor de medaillewinnaars, maar over inkomsten die “in principe” belastbaar zijn. “De fiscale kwalificatie hangt af van de feitelijke en juridische omstandigheden eigen aan het geval”, klinkt het enigszins dubbelzinnig. Ook het BOIC kon geen uitsluitsel geven.

4 Onbelast bijverdienen kan niet meer, laagbelast wel

Mensen konden onder bepaalde voorwaarden in 2020 tot 6340 euro verdienen zonder daar belastingen of sociale bijdragen op te betalen. Het regime van het onbelast bijverdienen werd in april 2020 vernietigd door een arrest van het Grondwettelijk Hof. Voor de deeleconomie werd vanaf 1 januari 2021 het oude stelsel heringevoerd, zodat de inkomsten de facto tegen 10 procent belast worden. Het gaat om diverse inkomsten waarop een tarief van 20 procent wordt toegepast, maar het brutobedrag mag verminderd worden met een kostenforfait van 50 procent. Voor mensen die in 2021 meer dan 6390 euro verdienen via erkende platformen van de deeleconomie, worden de inkomsten geherkwalificeerd als beroepsinkomsten waarop de normale tarieven van 25 tot 50 procent van toepassing zijn, naargelang de inkomensschijf waarin ze terechtkomen. Sinds 1 februari 2021 moeten de deelplatformen 10,7 procent bedrijfsvoorheffing inhouden.

Ook voor het verenigingswerk werd – alleen voor 2021 en alleen voor de sportsector – een oplossing uitgewerkt, waardoor bijvoorbeeld jeugdtrainers belast worden tegen hetzelfde gunsttarief als mensen die in de deeleconomie werken. “Een voorontwerp van een wet voorziet in een mogelijke uitbreiding naar de socioculturele sector”, weet Francis Adyns te vertellen. Hij verwijst daarvoor naar de ministerraad van 7 mei. Bovendien zal het regime van laagbelast bijverdienen wellicht verlengd worden, voor de sport- en voor de cultuursector.

5 Waarom 30 procent betalen als minder ook kan?

Wie met een vennootschap werkt, weet dat er verschillende manieren zijn om vermogen uit de vennootschap naar de privésfeer over te hevelen. Het loon dat de vennootschap uitbetaalt, wordt belast met de gewone tarieven in de personenbelasting (25 tot 50%). Op dividenden of winstuitkeringen moet de vennootschap normaal 30 procent roerende voorheffing inhouden en doorstorten naar de schatkist. Er zijn manieren om die belasting te halveren. Vennootschappen kunnen bijvoorbeeld een liquidatiereserve aanleggen, door 10 procent anticipatieve heffing te betalen. Na vijf jaar kan die reserve uit de vennootschap gehaald worden, tegen 5 procent roerende voorheffing.

Wie geld spaart of belegt, betaalt doorgaans op de inkomsten 30 procent belastingen. Uitzonderingen op die regel zijn de intresten op een spaarboekje. Die zijn tot 980 euro volledig vrijgesteld en boven dat plafond belast tegen een lager tarief van 15 procent. Ook de dividenden van vastgoedvennootschappen waarvan de portefeuille voor minstens 60 procent uit zorgvastgoed bestaat, genieten dat lagere tarief van 15 procent. Bij levensverzekeringen zijn de inkomsten onder bepaalde voorwaarden belastingvrij, maar wordt vaak wel een belasting op de verzekeringspremie geheven.

Ook auteursrechten worden sinds 2008 onweerlegbaar beschouwd als roerend inkomen, belastbaar tegen 15 procent, tot een brutobedrag van maximaal 62.090 euro in 2020. De eerste schijf van inkomsten tot 16.560 euro kan met een kostenforfait van 50 procent verminderd worden en een tweede schijf tot 33.110 euro met een kostenforfait van 25 procent. Auteursrechten worden populairder in bijvoorbeeld de IT-sector. Het zijn niet alleen meer werken met een artistieke inslag, waarvoor auteursrechten worden overgedragen. Sinds het aanslagjaar 2013 moeten de auteursrechten in de aangifte vermeld worden, ook als er al roerende voorheffing op werd ingehouden.

Partner Content