400 000 gezinnen slechter af dan vroeger: wat is er mis met het Vlaamse Groeipakket?

© Kris Van Exel
Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

Vlaams minister van Gezin Wouter Beke liet begin maart weten dat er geen grote bijsturingen nodig zijn aan het Groeipakket, de opvolger van de kinderbijslag. De oppositie kant zich tegen die snelle conclusie op basis van een evaluatie door het agentschap Opgroeien. Volgens de minister is het Groeipakket “meer herverdelend”. Daar zijn lang niet alle experts het mee eens.

Het agentschap Opgroeien maakte een evaluatierapport van 162 pagina’s over het Groeipakket. Wim Van Lancker, professor sociaal werk en sociaal beleid aan de KU Leuven, is niet onder de indruk: “In het rapport staat dat er geen nieuwe berekening van de impact van het Groeipakket op het armoederisico nodig is, zolang er geen nieuwe beleidskeuzes worden gemaakt. Vlaams minister van Gezin Wouter Beke (CD&V) trekt op basis van dat rapport de conclusie dat het beleid geen bijsturing behoeft. Dat is een cirkelredenering.” De oppositiepartijen en de belangengroepen lieten van zich horen na het evaluatierapport. Het resultaat is een reeks hoorzittingen in het Vlaams Parlement, waar experts hun zeg mogen doen. Van Lancker is een van hen.

Yves Coemans (studiedienst van de Gezinsbond) schat dat ongeveer 400.000 Vlaamse gezinnen in het nieuwe systeem minder kinderbijslag krijgen dan in het oude systeem. ‘Je mag niet zeggen dat ze iets kwijt zijn, maar ze lopen wel veel geld mis.’

Het Vlaamse Groeipakket is opgebouwd uit een eenmalig startbedrag (de vroegere geboortepremie) van 1144,44 euro en een maandelijks basisbedrag van 166,46 euro, waar elk kind recht op heeft. Daarbovenop kan een sociale toeslag komen, naargelang het inkomen van het gezin en het aantal kinderen, en eventueel een zorgtoeslag voor kinderen met een beperking en pleegkinderen. Sinds 2019 wordt het basisbedrag met de helft verhoogd voor kinderen die een ouder verliezen en verdubbeld voor kinderen die beide ouders verliezen. En dan zijn er nog de zogenoemde participatietoeslagen.

Bij de hervorming van de federale kinderbijslag naar het Vlaamse Groeipakket waren er winnaars maar ook grote verliezers. “We worden regelmatig benaderd door ontevreden gezinnen”, zegt Yves Coemans van de studiedienst van de Gezinsbond. Ook hij is uitgenodigd om te spreken op een hoorzitting over het Groeipakket. “Brussel en Wallonië hebben geleerd uit de fouten van Vlaanderen. Gezinnen met kinderen die geboren zijn voor 2020, komen in die regio’s automatisch terecht in het nieuwe systeem van de kinderbijslag, als dat voor hen voordeliger is. Anders blijven ze in het oude systeem.”

Hij schat dat ongeveer 400.000 Vlaamse gezinnen in het nieuwe systeem minder kinderbijslag krijgen dan in het oude systeem. “Je mag niet zeggen dat ze iets kwijt zijn, maar ze lopen wel veel geld mis. Voor gezinnen met een enig kind kan dat oplopen tot bijna 14.000 euro, gespreid over 22 jaar. Bij gezinnen met drie of meer kinderen die deels in het oude en deels in het nieuwe systeem zitten, kan het verschil nog veel groter zijn, omdat ze het slechtste van de twee werelden combineren. Ook veel gezinnen met nieuwe wezen en halfwezen voelen zich terecht onheus behandeld.”

5500 wezen

“Wanneer een kind een of beide ouders verliest, komt het automatisch in het nieuwe systeem van het Groeipakket terecht”, legt Coemans uit. Terwijl andere kinderen van dezelfde leeftijd gewoon in het oude systeem blijven. “In het oude systeem hadden die kinderen rechten verworven, omdat ze het zoveelste kind in het gezin waren of omdat ze een bepaalde leeftijd bereikt hadden. Er waren toeslagen voor de rang en de leeftijd in de kinderbijslag. Die verworven rechten worden niet gehonoreerd.”

Sommige kinderen die de voorbije twee jaar een ouder verloren, zagen de kinderbijslag een maand later zelfs verminderen. “Dat zijn schrijnende situaties”, vindt Coemans. “De minister heeft gezegd dat daar een correctie komt. Die gezinnen zullen voortaan evenveel kinderbijslag krijgen na het overlijden als voor het overlijden. Niets extra, evenveel.” Het is een van de weinige correcties die minister Beke nog wil doorvoeren aan het Groeipakket. Coemans vindt het jammer dat de minister niets meer wil doen voor de 5500 wezen in de nieuwe regeling. Volgens Coemans bespaart de Vlaamse overheid amper 5 miljoen per jaar euro tegenover de oude regeling voor wezen. “Ongeveer 46 procent van die nieuwe wezen is ouder dan achttien en kan nog maar enkele jaren aanspraak maken op kinderbijslag. Het budget om die situatie recht te trekken is beperkt, maar de overheid is bang dat ze dan de deur op een kier zet voor de 395.000 andere Vlaamse gezinnen die zich benadeeld of zelfs gediscrimineerd voelen met het Groeipakket.”

‘Vroeger was er in veel gezinnen slechts één kostwinner. Vandaag zijn er meer tweeverdieners. Mogelijk speelde dat mee in de beslissing om de wezentoeslagen te verminderen’ – Wim Van Lancker, KU Leuven

Behalve de emotionele argumenten zijn er ook veel rationele argumenten om gezinnen waar een ouder wegvalt financieel extra te ondersteunen. “Heel wat mensen werken niet voor hun plezier met z’n tweeën, maar om rond te komen”, meent Coemans. “Het gezin moet het plots met een inkomen minder rooien. De ouder die alleen achterblijft, moet mogelijk meer een beroep doen op betaalde kinderopvang. Na een scheiding is er een onderhoudsplicht, maar weduwen of weduwnaars krijgen die extra steun niet.”

De wezenbijslag in het oude systeem was ook gewoon veel hoger. “Een wees krijgt nu nog altijd 368,05 euro per maand extra kindergeld, als een van zijn ouders is overleden voor 1 januari 2019. Gebeurde dat op 1 januari 2019 of daarna, dan bedraagt die wezentoeslag nog maar 166,46 euro. Bovendien wordt nu een onderscheid gemaakt tussen wezen en halfwezen. Voor halfwezen is er nog slechts een halve wezentoeslag van 83,23 euro.”

Wim Van Lancker zegt dat hij niet in de hoofden van de beleidsmakers kan kijken. “Ik weet niet waarom ze die beslissing hebben genomen. Mogelijk vonden ze de kinderbijslag voor wezen en halfwezen te hoog. Vroeger hadden veel gezinnen maar één kostwinner. Het overlijden van die kostwinner vaagde het volledige gezinsinkomen weg. Nu zijn er meer tweeverdieners. De beslissing om de minimumleeftijd voor het weduwe- of weduwnarenpensioen geleidelijk op te trekken tot 50 jaar in 2025, ligt in dezelfde lijn. Ook daar wordt niet langer uitgegaan van het model met één kostwinner.” Van Lancker voegt eraan toe dat hij niet weet of er een verhoogd armoederisico is voor die groep gezinnen, omdat er onvoldoende objectieve, wetenschappelijke gegevens voorhanden zijn.

Grote kinderen, grote kosten

Coemans maakte enkele berekeningen, gebaseerd op de bedragen voor de laatste indexaanpassing van september 2020. “Stel dat een ouder van een gezin met drie kinderen overlijdt. Eén is zeventien jaar, de twee andere zijn ouder dan achttien en studeren. Ik kies bewust een voorbeeld met oudere kinderen vanwege de grotere impact van de leeftijdsbijslag in de oude regeling. Vóór het overlijden kreeg het gezin maandelijks 674,56 euro kinderbijslag. Overleed die ouder vóór 1 januari 2019, dan zou dat stijgen naar 1280,81 euro. Bij een overlijden na 1 januari 2019 krijgt datzelfde gezin 749,07 euro zonder sociale toeslagen of 998,76 euro met sociale toeslagen.”

WOUTER BEKE De Vlaamse minister van Gezin wil enkel een bijsturing voor wezen die na het overlijden van een ouder minder krijgen.
WOUTER BEKE De Vlaamse minister van Gezin wil enkel een bijsturing voor wezen die na het overlijden van een ouder minder krijgen.© Kris Van Exel

Coemans vindt het onbegrijpelijk dat de leeftijdsbijslag in het Groeipakket is afgeschaft. “De kosten voor kinderen verdubbelen tussen de geboorte en de leeftijd van achttien jaar. Daar bestaan wetenschappelijke studies over. Zonder rekening te houden met kinderopvang en onderwijs heb je per kind gemiddeld 508 euro per maand extra inkomen nodig: voor oudere kinderen wat meer, voor jongere kinderen wat minder. Dat zijn de minimumkosten. Politici hebben dat wat weggewuifd, met het argument dat mensen meer verdienen naargelang ze meer ervaring en anciënniteit opbouwen. Maar dat is lang niet overal het geval.”

Coemans: “We blijven ervoor ijveren dat kinderen in het nieuwe systeem wél leeftijdstoelages zouden krijgen vanaf zes, twaalf en achttien jaar. Het idee dat ouders de kosten voor hun kinderen volledig vergoed moeten krijgen, hebben we losgelaten, maar wij vinden wel dat minstens de helft van de minimumkosten gedekt moet zijn. Enkel in de laagste leeftijdscategorie is dat bijna het geval. We hopen dat er nog verbeteringen mogelijk zijn, maar dat kost geld.”

In het rapport van het agentschap Opgroeien staat wel dat er in het schooljaar 2019-2020 dubbel zoveel geld aan schooltoeslagen is uitgedeeld dan in 2018-2019. Van de 180 miljoen euro ging 138 miljoen naar kinderen in het secundair onderwijs. “Dat betekent dat we meer tegemoetkomen aan de stijgende kosten die er zijn naarmate de kinderen en jongeren ouder worden, zoals ook het doel van het systeem was.”

Meer sociale en schooltoeslagen

Coemans wil niet alles van het Groeipakket afkraken. Dat schooltoeslagen nu automatisch toegekend worden, is wellicht de grootste verbetering. “45 procent meer kinderen krijgen nu schooltoeslagen en die toeslagen zijn merkelijk hoger”, weet Coemans. Nog een verbetering vindt hij dat werkende koppels in aanmerking komen voor sociale toeslagen, als hun bruto belastbare jaarinkomen niet hoger is dan 31.605,89 euro. Middenklassengezinnen met minstens drie kinderen, van wie er minstens één geboren is in of na 2019, kunnen sociale toeslagen krijgen als ze niet meer dan 62.424 euro verdienen.

Van Lancker is er lang niet van overtuigd dat het Groeipakket meer herverdeelt dan de federale kinderbijslag. “De Vlaamse overheid gaat ervan uit dat het Groeipakket meer herverdeelt, omdat er meer sociale toeslagen worden toegekend dan vroeger. Dat is niet per se waar. Veel gezinnen hebben een sociale toeslag nodig om het verlies van de rang- en leeftijdstoeslag te compenseren, die ze in de federale kinderbijslag zouden hebben gekregen. Hoe hoger het basisbedrag, hoe minder middelen overblijven om te herverdelen.”

‘De participatietoeslag voor kleuters komt niet ten goede van kwetsbare gezinnen. Ook de toeslag voor de kinderopvang komt vooral terecht bij ouders die de opvang kunnen betalen’ – Yves Coemans, studiedienst Gezinsbond

Voor de Gezinsbond is het belangrijk dat alle gezinnen een relatief hoog bedrag krijgen, ook als ze de kinderbijslag strikt genomen niet nodig hebben om rond te komen. De Gezinsbond is dan ook geen armoedebeweging. Coemans: “Wij zijn tevreden dat de universele kinderbijslag nog altijd substantieel is. We vinden wel dat gezinnen die iets extra’s nodig hebben, dat moeten krijgen. Daarvoor vragen we extra budget en geen verschuivingen binnen het bestaande budget van de kinderbijslag.”

Maar ook Coemans heeft zijn twijfels over het herverdelende effect van het Groeipakket voor grote gezinnen. “Voor gezinnen met vier of meer kinderen is er volgens mij zelfs een negatieve impact op het armoederisico. Op gezinnen met vier kinderen is er volgens de Armoedetoets geen impact. De KU Leuven voerde die studie uit, maar daar zaten onvoldoende gezinnen met vier of meer kinderen bij om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Het agentschap Opgroeien zou die gezinnen de komende jaren goed moeten opvolgen op basis van zijn eigen gegevens om te weten wat er met hen gebeurt.”

Vroeger verloren ouders de sociale toeslagen op de kinderbijslag als ze een baan vonden. Dat is niet langer het geval, zolang hun inkomen onder een bepaald plafond blijft. Volgens het evaluatierapport van het agentschap Opgroeien helpt dat in de strijd tegen de kinderarmoede. “Kinderbijslag is een belangrijke hefboom, maar ook een baan hebben is belangrijk.” Een ander wapen in de strijd tegen kinderarmoede is volgens het agentschap het selectiever inzetten van de middelen van het Groeipakket.

Weggegooid geld

Bij elke hervorming moet elke regeringspartij een trofee voor haar achterban kunnen binnenhalen. Dat was bij de hervorming van de kinderbijslag niet anders. “De participatietoeslagen voor kinderopvang en kleuteronderwijs was allicht zo’n politieke trofee”, meent Van Lancker. “Kinderopvang is goed voor kinderen, als de kinderbegeleiders voldoende tijd hebben om pedagogisch verantwoord met die kinderen bezig te zijn. De overheid moet vast en zeker voldoende investeren in kwaliteitsvolle kinderopvang, maar ze hoeft daarvoor de kinderbijslag niet te gebruiken.”

‘Aan het hier en nu van kinderarmoede veranderen die toeslagen niets. Er zullen altijd ouders zijn die geen kinderopvang nodig hebben, of die hun kinderen liever niet naar de opvang sturen. Op lange termijn kunnen er mogelijk wél inkomenseffecten zijn door een betere opleiding of een betere baan.’ – Wim Van Lancker, KU Leuven

Op korte termijn brengen die participatietoeslagen geen zoden aan de dijk. “Aan het hier en nu van kinderarmoede veranderen die toeslagen niets. Er zullen altijd ouders zijn die geen kinderopvang nodig hebben, of die hun kinderen liever niet naar de opvang sturen”, stelt Van Lancker. “Op lange termijn kunnen er mogelijk wél inkomenseffecten zijn door een betere opleiding of een betere baan.”

Over de participatietoeslagen om baby’s en peuters naar de kinderopvang en kleuters naar school te krijgen, is ook Coemans’ oordeel verpletterend. “Dat is weggegooid geld, dat kwetsbare gezinnen niet ten goede komt. Gezinnen hebben vaak andere dan financiële redenen om hun kind niet naar de kleuterschool te sturen. 98,8 procent van de kleuters gaat naar de kleuterschool. Om die resterende 1,2 procent te overtuigen met een eenmalige financiële wortel van 132 euro, krijgen alle kleuters iets extra’s. Ook de participatietoeslag voor de kinderopvang komt vooral terecht bij ouders die de opvang kunnen betalen. De 30 miljoen euro van die twee toeslagen zou de overheid het best gebruiken om de sociale toeslagen op te trekken en de teloorgang van de rang- en leeftijdsbijslagen te compenseren.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content