Het pensioen met punten: de voordelen en valkuilen

PENSIOEN MET PUNTEN Een simpel principe, maar er zijn nog heel wat vragen. © GET
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Het vastleggen van de basis van het pensioen met punten wordt uitgesteld tot na de verkiezingen van 2019. Er zijn nog heel wat vragen over het systeem. Trends zet de voordelen en de valkuilen van het pensioen met punten op een rij.

“De regering zal, in nauw overleg met de sociale partners en het Nationaal Pensioencomité, een wettelijke basis met inwerkingtreding ten laatste in het jaar 2030 opstellen voor een puntensysteem voor de pensioenberekening, dat een correcte weerspiegeling van opgebouwde rechten is.” Dat staat op bladzijde 32 van het regeerakkoord. Op die wettelijke basis blijft het wachten.

Heeft de regering-Michel het pensioen met punten afgevoerd? Volgens minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine (MR) niet, maar het blijft wel zeer stil rond het dossier. De regering legt vooral de nadruk op de pensioenmaatregelen die al beslist zijn. Dat gaat van het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd over het strenger maken van het vervroegd pensioen tot een aantal hervormingen die de ambtenarenpensioenen betaalbaar moeten houden, zoals het afschaffen van voordelige loopbaanbreuken en het ziektepensioen.

Vakbonden vrezen dat het systeem een loterij wordt.

“Niet genoeg”, schreven enkele pensioenexperts vorig jaar al in een studie die in de reeks Leuvense Economische Standpunten verscheen. “Punctuele maatregelen zijn niet voldoende. Er moet dringend worden gewerkt aan de uitbouw van een nieuwe globale architectuur van het systeem.” De experts, met onder andere ex-minister van Pensioenen Frank Vandenbroucke, professor aan de universiteit Amsterdam en Antwerpen, breken een lans voor het pensioen met punten.

Vandenbroucke pleitte al in 2014 als voorzitter van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 voor het pensioen met punten. Het principe is eenvoudig: mensen bouwen tijdens hun actieve leven pensioenpunten op. Het totale aantal pensioenpunten wordt op het moment van pensionering omgezet in een maandelijks pensioen in euro’s. Wie langer werkt, vergaart meer punten en heeft recht op een hoger pensioen.

Toch zorgt het voorstel voor grote bezorgdheid. Hoeveel zijn de punten waard? Zal de regering daar in de toekomst niet op beknibbelen wanneer ze geld nodig heeft om de overheidsfinanciën te saneren? Vakbonden vrezen dat het systeem een loterij wordt. Betekent het pensioen met punten dat iedereen op termijn tot 67 jaar moet werken? En wat met periodes waarin niet wordt gewerkt? Verzamelt men dan ook punten? Wie een zwaar beroep uitoefent, kan rekenen op extra punten. Maar het blijft onduidelijk wie daaronder valt. Veel vragen dus. Daarom zet Trends de voordelen en de valkuilen van het pensioen met punten op een rij.

VOORDELEN

1. Duidelijk verband duur Loopbaan en hoogte pensioen

Het principe van het pensioen met punten is eenvoudig: wie werkt, bouwt pensioenpunten op die daarna worden omgezet in een uitkering. Een langere loopbaan betekent meer punten en dus een hogere uitkering. Het sterke verband tussen het aantal gewerkte jaren en het pensioen is volgens voorstanders van het systeem cruciaal.

Dat betekent dat het moment van uittreding uit de arbeidsmarkt in eerste instantie wordt bepaald door de duur van de loopbaan eerder dan door de leeftijd. Er wordt bij wijze van spreken niet gekeken naar de leeftijd van de wagen, maar naar het aantal kilometers op de teller. Wie de referentieloopbaan – meestal 45 jaar – achter de rug heeft, heeft recht op een volledig pensioen. “In onze voorstellen staat de lengte van de loopbaan centraal”, legt Frank Vandenbroucke uit. “Op basis daarvan moeten de rechtvaardigheid en de betaalbaarheid van het pensioensysteem worden georganiseerd.”

‘Men moet een leeftijd vastleggen waarop iedereen met pensioen kan, ongeacht de lengte van de loopbaan’

Meteen rijst de vraag wat de zin is van het vastleggen van een wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar vandaag, 66 in 2025 en 67 in 2030) als alles rond de lengte van de loopbaan draait. Vandenbroucke: “Men moet hoe dan ook een leeftijd vastleggen waarop iedereen met pensioen kan, ongeacht de lengte van de loopbaan. Stel dat je geen wettelijke pensioenleeftijd vastlegt en dat de minimale loopbaan zou zijn vastgelegd op 42 jaar. In dat scenario zou iemand die pas op 30 jaar is begonnen met werken, moeten wachten tot hij 72 jaar is vooraleer hij met pensioen kan gaan.”

2. Pensioenmalus en -bonus

Het pensioen met punten geeft mensen de vrijheid vroeger met pensioen te gaan, maar dan zal hun pensioen lager zijn. Er wordt dus een malus ingevoerd. Het systeem was vroeger ingeburgerd in de privésector en in het stelsel van de zelfstandigen, maar werd afgeschaft. Ook de pensioenbonus – een extraatje voor wie na 65 jaar werkt – bestaat niet meer.

Dat wordt allemaal opnieuw van onder het stof gehaald. In de basisformule die het pensioen berekent, zit een correctiefactor (pensioen = aantal opgebouwde punten x correctiefactor x waarde van het punt). Voor iemand die de arbeidsmarkt op de normale pensioenleeftijd verlaat, bedraagt de correctiefactor 1 en wordt de uitkering voor een volledige loopbaan gegarandeerd.

Als men vroeger of later stopt, wordt de correctiefactor aangepast. Interessant is dat de levensverwachting in rekening wordt genomen. De correctiefactor wordt berekend als de verhouding tussen de levensverwachting op de normale pensioenleeftijd en de levensverwachting op het effectieve moment van de uittreding. Die verhouding is lager dan 1 wanneer men vroeger met pensioen gaat en hoger dan 1 wanneer men later met pensioen gaat. In hun studie geven de pensioenexperts een voorbeeld.

Voorbeeld

Bea is op 21 jaar beginnen te werken en de referentieloopbaan bedraagt 45 jaar. Haar normale pensioenleeftijd is dus 66 jaar. Ze wil echter stoppen op 64 jaar. Veronderstel dat ze dan 50 punten heeft verzameld en dat de waarde van een punt gelijk is aan 40 euro. Omdat ze twee jaar voor haar normale pensioenleeftijd de arbeidsmarkt verlaat, wordt een correctiefactor toegepast gelinkt aan de levensverwachting.

Het verwachte aantal overblijvende levensjaren op 66 jaar wordt gedeeld door het verwachte aantal overblijvende levensjaren op 64 jaar. In dit geval 19,2 jaar gedeeld door 20,8 jaar. Dat leidt tot een correctiefactor van 0,923. Haar maandelijkse pensioen bedraagt dan 50 x 40 x 0,923 euro of 1846 euro. Had ze gewerkt tot 66 jaar, dan kon ze rekenen op een pensioen van 2000 euro.

Toch verschilt dat bonus-malussysteem fundamenteel met vroeger. “We willen niet terugkeren naar het systeem dat tot 1991 heeft bestaan voor werknemers en tot enkele jaren terug voor zelfstandigen, dat enkel rekening hield met de leeftijd van de mensen”, benadrukt Vandenbroucke. “Het gaat om correcties in functie van de lengte van de loopbaan. Op die manier houden we ook rekening met het feit dat mensen die minder geschoold zijn en vroeger zijn begonnen met werken statistisch gezien meestal ook minder lang in goede gezondheid leven.”

3. Waarde punten evolueert mee met reële economie

Toen het idee van een pensioen met punten werd gelanceerd, leek het alsof dat één gewerkt jaar gelijkstond met één pensioenpunt. Met een referentieloopbaan van 45 jaar zou een Belg recht hebben op een volledig pensioen omdat hij over 45 punten beschikt. Maar wanneer een pensioenpunt wordt omgezet in euro’s, zou dat betekenen dat iedereen met een even lange loopbaan kan rekenen op een identiek pensioen, zonder rekening te houden met het loon. Dat ondermijnt het verzekeringskarakter van het pensioensysteem waarbij de pensioenrechten gelinkt zijn aan de het vroegere loon en de betaalde bijdragen.

Het pensioen met punten lost dat op door één pensioenpunt toe te kennen aan iemand die gedurende een jaar het gemiddelde bruto-inkomen heeft verdiend. Iemand met een hoger loon krijgt meer punten, iemand met een lager loon minder.

Voorbeeld

André verdient het gemiddelde brutoloon en verwerft per jaar één punt. Als zijn loon 80 procent van het gemiddelde bedraagt, krijgt hij 0,8 pensioenpunten, bij een loon van 120 procent van het gemiddelde zijn dat 1,2 punten.

De bepaling van de punten gebeurt op basis van de reële evolutie (dus boven op de inflatie) van de gemiddelde lonen. Vandenbroucke: “Dat is essentieel. Zonder die link heeft ons voorstel eigenlijk geen betekenis. De bedoeling is niet alleen dat de pensioenen hoog genoeg blijven. Het is in het bijzonder de bedoeling dat de verhouding tussen de levensstandaard van de actieve generatie en de levensstandaard van de gepensioneerden stabiel blijft.”

‘Het is de bedoeling dat de verhouding tussen de levensstandaard van de actieve generatie en de levensstandaard van de gepensioneerden stabiel blijft’

“We moeten de jonge mensen kunnen zeggen: wanneer jullie met pensioen gaan, zal de verhouding tussen jullie pensioen en de levensstandaard van de mensen die dan actief zijn, gelijk zijn aan de verhouding tussen het pensioen van wie vandaag met pensioen gaat en de levensstandaard van de mensen die vandaag actief zijn. Dat gaat om rechtvaardigheid tussen generaties. Zo krijgt het pensioenstelsel als collectief verzekeringscontract zijn volle betekenis.”

In het voorstel van de Pensioencommissie worden de pensioenuitkeringen constant welvaartsvast gemaakt, waardoor ze niet alleen evolueren met de inflatie maar ook met de reële loonstijging. Maar is dat betaalbaar? Frank Vandenbroucke is er gerust op: “We willen dat principe zo moduleren dat het betaalbaar is en blijft. In bijzondere omstandigheden is het daarom mogelijk dat de pensioenen bij de uitbetaling niet 100 procent welvaartsvast zijn. Die welvaartsvastheid is helemaal niet gegarandeerd. Er is een jaarlijkse onderhandeling tussen de sociale partners op basis van het budget dat de regering ter beschikking stelt, maar de regering heeft daar tijdens de voorbije jaren enkele keren op bespaard.”

4. Transparant voor Belgen met gemengde loopbaan

Het pensioen met punten past in de verschillende stelsels (ambtenaar, werknemer, zelfstandige, …) dezelfde principes toe. Dat is een verschil met de huidige berekening van de pensioenen waarin de uitkeringen van ambtenaren een stuk royaler zijn dan die van de werknemers en de zelfstandigen. Voor werknemers wordt het pensioen berekend op basis van het laatste jaar, bij de ambtenaren is dat op basis van de laatste tien jaar. Dat scheelt aan het einde van de rit een slok op de borrel. Daar waar het gemiddelde pensioen voor ambtenaren uitkomt op meer dan 2500 euro, is dat voor werknemers 1531 euro en voor zelfstandigen 1014 euro.

Die verschillen zullen in het pensioen met punten minder groot zijn. Bovendien geeft het de garantie dat een gedeeltelijke loopbaan in verschillende stelsels een volwaardig pensioen oplevert. Mensen met een gemengde loopbaan – en zo zijn er meer en meer – bouwen dan punten op in elk van de stelsels waarin ze actief zijn. Hun uiteindelijke pensioen zou samengesteld zijn uit deelpensioenen.

VALKUILEN

1. Wordt waarde van punten bij pensionering gegarandeerd?

Een werknemer mag dan wel pensioenrechten opbouwen door punten op te sparen, het blijft tijdens de loopbaan onduidelijk wat de waarde van een punt is. Dat wordt pas aan het einde van de loopbaan vastgelegd. Volgens de Pensioencommissie is dat normaal. Indien de waarde van een punt nu al wordt vastgelegd, dan zou het kunnen dat de economie de komende jaren zo sterk groeit dat het bedrag zich rond de armoedegrens situeert. Als de economie het jarenlang zeer slecht doet, zou het pensioenbedrag overeenkomen met een zeer hoge levensstandaard. Vandaar het voorstel de waarde van het punt vast te leggen op het moment van de pensionering en de levensstandaard die dan geldt, namelijk de brutolonen die dan gangbaar zijn.

Voorbeeld

Dirk heeft 45 jaar gewerkt en 45 punten verzameld. Het gemiddelde brutoloon op het moment van pensionering is 3100 euro en er is bepaald dat de vervangingsratio (verhouding pensioen – laatste loon) 50 procent is. Het pensioen van Dirk (45 x waarde van een punt) moet dan gelijk zijn aan 1550 euro. De waarde van een punt wordt dan vastgelegd op 1550/45 = 34,4 euro.

Maar wat belet een regering ervan met de waarde van de punten te sjoemelen en die aan te passen om de pensioenkosten te drukken wanneer de overheidsfinanciën zich in de problemen bevinden? “De wijze waarop de waarde van een punt wordt berekend, moet vanzelfsprekend worden vastgelegd in wetgeving. Dat kan de regering niet zomaar veranderen”, zegt Vandenbroucke. “Bovendien stellen we voor dat de sociale partners de uitvoering van die wetgeving bewaken. Ten slotte denk ik dat het voor een regering politiek zeer moeilijk zal zijn die parameter plots te manipuleren. Iedereen die met pensioen gaat wordt dan getroffen. De weerstand zal ongetwijfeld enorm groot zijn.”

2. Plafond voor opbouw pensioenpunten verzwakt pensioen als verzekering

Een inkomen dat boven een plafond uitkomt, levert voor dat deel geen bijkomende pensioenpunten op. De Commissie Pensioenhervorming heeft zich niet uitgesproken over de hoogte van dat plafond, maar pleit er wel voor dat mee te laten evolueren met het gemiddelde brutoloon. Daarmee blijft het nieuwe systeem parallel lopen met het bestaande stelsel van de werknemers. In België zijn de bijdragen niet geplafonneerd, maar de uitkeringen wel.

Het blijft tijdens de loopbaan onduidelijk wat de waarde van een punt is

Anders gezegd: vanaf een bepaald loon worden nog bijdragen betaald, maar bouwt een werknemer geen extra pensioenrechten meer op. Dat plafond bedraagt dit jaar 55.657 euro per jaar. Iemand die een brutoloon van meer dan 4300 euro heeft, betaalt daar nog altijd sociale bijdragen op, maar ziet zijn pensioenuitkering niet meer stijgen. Een deel van de sociale bijdragen zijn dan zuivere belastingen. Bovendien verzwakt zo’n plafond het verzekeringsprincipe, een van de pijlers van ons pensioenstelsel.

3. Systeem wordt onbetaal- baar door lange lijst zware beroepen

Mensen met een zwaar beroep kunnen extra punten krijgen op het moment dat ze dat beroep uitoefenen. Ze zullen dan op een bepaalde leeftijd een grotere hoeveelheid punten hebben dan mensen met een even lange loopbaan zonder zwaar beroep. Het systeem op punten laat ook toe dat mensen die gedurende een bepaalde periode van hun loopbaan een zwaar beroep en daarna een lichter beroep hebben uitgeoefend, worden beloond voor die zware periode.

Alleen blijft het onduidelijk welke beroep zwaar zal zijn. In de federale regering staan de N-VA en Open Vld op de rem. In eerste instantie moet een definitieve lijst van zware beroepen in de publieke sector worden vastgelegd. Uit de lijst die vorige week rondging, bleek dat zowat de helft van de ambtenaren een zwaar beroep zou hebben. Als die lijst gehandhaafd blijft en leidt tot een hele resem zware beroepen in de privésector, wordt het pensioensysteem uitgehold en dreigt het onbetaalbaar te worden.

4. Band tussen werk en pensioen wordt verzwakt door gelijkgestelde periodes

In welke mate worden punten toegekend voor periodes waarin men niet werkt? Anders gezegd, wat met het stelsel van gelijkgestelde periodes dat periodes van inactiviteit toch meetelt als gewerkte jaren bij de berekening van de loopbaan en de pensioenen? Is een jaar werkloosheid een pensioenpunt waard? En wat met mensen die vier of vijf jaar van hun loopbaan werkloos zijn? Wat met brugpensioen en ouderschapsverlof?

Wat met mensen die vier of vijf jaar van hun loopbaan werkloos zijn?

De onduidelijkheid daarover is een van de oorzaken van het wantrouwen tegenover het pensioen met punten. De Commissie Pensioenhervorming houdt zich op de vlakte. Al zal het toekennen van pensioenpunten aan periodes van inactiviteit wellicht samenvallen met het huidige systeem van gelijkgestelde periodes. De regering heeft dat systeem strenger gemaakt. Vooral langdurig werklozen zouden minder rechten opbouwen. Maar bijvoorbeeld ouderschapsverlof zou meetellen als een gewerkte periode. Wel bestaat nog altijd een opvallend groot deel van een loopbaan uit gelijkgestelde periodes. Van de mannelijke werknemers die met pensioen gaan, bestaat 30 procent van de loopbaan uit gelijkgestelde periodes. Bij de vrouwen is dat 37 procent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content