De kosten als gevolg van de vergrijzing lopen op lange termijn hoger op dan eerder verwacht.
De financiële gevolgen van de toenemende vergrijzing – pensioenen en gezondheiszorg – ogen vandaag minder rooskleurig dan vorig jaar, blijkt uit berkeningen van de Studiecommissie voor de Vergrijzing (SCvV).
Concreet geeft België dit jaar 25,3 procent van het bbp uit aan vergijzingskosten. In 2040 wordt dat volgens de recente prognoses 28,2 procent . Na dat piekjaar dalen de uitgaven tot 27,6 procent van het bbp.
Vorig jaar ging de commissie nog uit van een meerkost van 1,9 procent van het bbp tegen 2060. Dat percentage werd vandaag opwaarts bijgesteld tot 2,3 procent, een verschil van 0,4 procent. Volgens de huidige cijfers komt dat neer op ruim 9 miljard euro extra. Tegen 2060 zal dat bedrag uiteraard hoger liggen, aangezien het bbp tegen dan fors opgelopen zal zijn.
De studiecommissie wijst in haar rapport op het belang van de productiviteitsgroei. De commissie mikt vandaag op een jaarlijkse groei van 1,5 procent tegen 2035. In het meest pessimistische scenario – 1 procent jaarlijkse groei vanaf 2028 – lopen de extra pensioenkosten dubbel zo hoog op, tot 4,6 procent van het bbp. Dat percentage stemt volgens de huidige bbp-cijfers overeen met maar liefst 18,8 miljard euro.
De oorzaak van de minder rooskleurige prognose ligt bij de tegenvallende groei, maar ook de wat bijgestuurde verhouding tussen het aantal verwachte gepensioneerden ten opzichte van het aantal werkenden speelt een rol. En niet te vergeten de indexsprong die zich sneller voordeed dan gepland , halfweg 2015 in plaats van in 2016.
(Belga/BO)
