Vrije Tribune

‘Niemand heeft nog baat bij de sperperiode’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘Hoe sneller we aanvaarden dat de sperperiode verdwijnt, hoe sneller we kunnen nadenken over alternatieven die gunstig zijn voor de kleinhandelaar én de consument.’ Dat zegt Edward Huyghe, jurist ondernemingsrecht bij deJuristen Gent.

De Belgische wet verbiedt aankondigingen van prijsverminderingen in de drie weken die voorafgaan aan de soldenperiode. Dat er een wetsvoorstel klaarligt om die sperperiode af te schaffen, hoeft niet te verbazen. De regel, die uitsluitend geldt voor de modesector (kleding, lederwaren en schoenen), staat al langer onder druk.

Toch heeft de Belgische wetgever zich de voorbije jaren in bochten gewrongen om de constructie – die behalve in België, enkel nog in Frankrijk en Luxemburg bestaat – te behouden.

Rechtsonzekerheid

Een arrest van het Europees Hof van Justitie in 2014 leek de sperperiode al het finale nekschot te geven. Het Hof noemde de sperperiode “strijdig met Europese regelgeving” en oordeelde dat een “algemeen verbod niet noodzakelijk in het voordeel van de consument” is. De aandachtige consument, die prijzen van verschillende winkels vergelijkt, heeft er niets op tegen dat een onderneming het hele jaar door kortingen geeft.

Niemand heeft nog baat bij de sperperiode

Helaas liet het Europese arrest – en de daaropvolgende Belgische cassatierechtspraak – ruimte voor interpretatie. Enkel indien de sperperiode er minstens gedeeltelijk op gericht is consumenten te beschermen, is zij strijdig met de Europese regels.

De Belgische wetgever maakte gretig gebruik van die ambiguïteit en plaatste prompt een nieuwe bepaling in het Wetboek Economisch Recht waar met geen woord gesproken wordt over de consument. De wet stelt nu eenvoudigweg dat de sperperiode ertoe dient “eerlijke marktpraktijken te verzekeren tussen ondernemingen”.

Toch heeft die wetswijziging geen soelaas gebracht. De Economische Inspectie, die de controle en de handhaving van de sperperiode moet verzekeren, treedt in de praktijk niet of nauwelijks op tegen inbreuken. Het gevolg daarvan is een pijnlijke situatie van rechtsonzekerheid waarbij ondernemers die de sperperiode wél respecteren, zichzelf in de voet schieten.

Naar het voorbeeld van kledingketen ZEB, die al sinds 2009 doodleuk koopjes aankondigt en aanbiedt tijdens de sperperiode, gaan winkelketens en handelaars die de sperperiode aan hun laars lappen gewoon vrijuit. In de uitzonderlijke gevallen dat het zover komt, behalen ze hun gelijk voor de rechter.

Ondernemers die de sperperiode wél respecteren, schieten zichzelf in de voet

Voorbijgestreefd

Opvallend is dat consumentenorganisaties voorstander zijn van de afschaffing van de sperperiode. Dat terwijl de sperperiode er initieel gekomen was om de consument te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen. In de solden kan de consument de geldende prijzen vergelijken met de referentieprijs uit de voorafgaande sperperiode en dus de omvang van de prijsvermindering inschatten.

Er zijn nog tekens aan de wand dat de sperperiode stilaan voorbegestreefd is. Zo wordt de sperperiode op grote schaal omzeild aan de hand van fluistersolden, braderieën en koppelverkopen. Daarnaast zien ook de kleinere Belgische webshops de sperperiode als een belangrijk nadeel nu onlinegiganten als Zalando en bol.com niet gebonden zijn aan de Belgische sperperiode.

De kleinhandel protesteert

Men kan zich afvragen waarom er zo wanhopig wordt gepoogd de sperperiode kunstmatig in leven te houden. De verklaring daarvoor is eenvoudig: de Belgische sector van modedetailhandel houdt stug vol dat de sperperiode in zijn belang moet blijven bestaan.

Het belangrijkste argument van de kleinhandelaars blijft het onvermogen om zonder sperperiode op te boksen tegen de grote kapitaalkrachtige kledingketens die ongestoord en onaflatend met promotiestunts kunnen strooien. Voor zulke strategieën zijn de winstmarges van de kleinere winkels te beperkt.

De Belgische sector van modedetailhandel houdt stug vol dat de sperperiode in zijn belang moet blijven bestaan

Dat heeft op zijn beurt een nadelige impact op de concurrentie, aangezien de kleinere kledingwinkels – die de prijzen van de grote concurrenten niet kunnen volgen – als het ware uit de markt worden geduwd.

Het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) en Unizo staan als één man achter de kleinhandel. De voornaamste reden: minister van Consumentenzaken Kris Peeters (CD&V) nam niet de moeite de bezwaren en de bezorgdheden van de betrokken detailhandelaars te aanhoren. Hoewel Peeters op voorhand benadrukt had dat de zelfstandigenorganisaties betrokken zouden worden bij het overleg, viel zowel NSZ als Unizo uit de lucht toen het wetsontwerp hen werd voorgeschoteld.

NSZ stelt bovendien dat ruim driekwart van de modedetailhandelaars een voorstander is van de sperperiode. Een op de tien vreest zelfs voor een faillissement als de sperperiode zou verdwijnen.

Voor eens en voor altijd: niemand heeft nog baat bij de sperperiode, ook de kleinhandelaar niet. Hoewel de bezorgdheden van de kleine zelfstandige zeker te plaatsen zijn, is het onzinnig te blijven wachten tot Europa de sperperiode definitief verwerpt. Hoe sneller we aanvaarden dat de sperperiode verdwijnt, hoe sneller we kunnen nadenken over alternatieven die gunstig zijn voor de kleinhandelaar én de consument.

Durf te melden

Het lijkt perfect mogelijk de sperperiode af te schaffen zonder de kleinhandel de doodsteek te geven. Eerst en vooral moet beklemtoond worden dat de kleine zelfstandige altijd kan terugvallen op het mededingingsrecht om op te treden tegen grote ketens die misbruik maken van hun dominantie op markt (zogenaamde ‘margin squeeze‘) of andere oneerlijke handelspraktijken voeren. De afschaffing van de sperperiode verandert daar niks aan.

Kleinhandelaars moeten in het algemeen sneller gebruik durven te maken van die klachtenprocedures

Belgische ondernemingen die het slachtoffer zijn van een margin squeeze kunnen een klacht indienen bij de Belgische Mededingingsautoriteit. Wie geconfronteerd wordt met oneerlijke handelspraktijken kan terecht bij Meldpunt.belgie.be. Kleinhandelaars moeten in het algemeen sneller gebruik durven te maken van die klachtenprocedures.

Het introduceren van een laagdrempelig Europees meldpunt voor grensoverschrijdende inbreuken op de mededingingsregels – ter ontlasting van de Europese Commissie – kan ook bevorderlijk zijn, zeker gezien de toenemende internationale concurrentie via webshops.

Het leven na de sperperiode

Voorts kan een weloverwogen juridisch kader op nationaal niveau de nodige garanties bieden voor zowel de kleine zelfstandige als de consument. Zo blijft de regel dat kortingen enkel toegelaten zijn voor goederen die minstens gedurende dertig dagen te koop zijn aangeboden uiterst nuttig. Het is uiteraard nog altijd niet de bedoeling dat er onmiddellijk kortingen worden toegekend op de nieuwe collecties. Een strengere controle daarop is welkom.

Ik wil kleinhandelaars vragen de afschaffing van de sperperiode te omarmen en zich niet te laten meesleuren in een prijzenoorlog

Hoewel het NSZ ervan overtuigd is dat de afschaffing van de sperperiode ook het einde van de soldenperiodes betekent, kan er heel wat worden opgevangen door de regels over verkoop met verlies buiten de soldenperiodes te verduidelijken. Alleen moet Peeters dan wel de bereidheid tonen rekening te houden met de verzuchtingen van zelfstandigenorganisaties. Dat kan in de eerste plaats door het toezicht op oneerlijke handelspraktijken door de Economische Inspectie te verstrengen.

Ik wil kleinhandelaars vragen de afschaffing van de sperperiode te omarmen en zich niet te laten meesleuren in een prijzenoorlog. Zij kunnen nog altijd concurreren met de grotere ketens door te focussen op kwaliteit en te investeren in goed geïnformeerde, enthousiaste medewerkers.

Ook nauwere banden en betere afspraken met leveranciers kunnen een sterk concurrentieel voordeel opleveren. We zien trouwens dat kleine modewinkels in andere landen vruchten plukken van een systeem waar via meer collectiewisselingen in kleinere volumes sneller kan worden ingespeeld op de noden van de klant. Kleinere collecties betekent dan weer kleinere voorraden en minder noodzaak tot extreme kortingen. Ten slotte zal de combinatie van de fysieke winkel met een webshop cruciaal zijn om competitief te blijven.

Dit opiniestuk werd geschreven door Edward Huyghe, jurist ondernemingsrecht bij deJuristen Gent.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content