Meer duidelijkheid over btw op cateringdiensten

Welk btw-tarief moet een cateringdienst aanrekenen aan zijn klanten? Is dat 6 procent, 12 procent of 21 procent? Een circulaire van de FOD Financiën uit juni, die van kracht wordt op 1 oktober, klaart een en ander uit.

De fiscus maakt een onderscheid tussen een levering van goederen en een levering van cateringdiensten. In het eerste geval moet de klant een btw-tarief van 6 procent op de voedingswaren en 21 procent op de alcoholische dranken betalen. In het andere geval is er een btw-tarief van respectievelijk 12 procent en 21 procent. Als de bereider van de maaltijden zelf aan tafel bedient, dan is er sprake van cateringdiensten. Zet hij het eten gewoon op een karretje en laat hij de bediening over aan de organisator van een evenement, dan is er sprake van een levering van goederen. Om te kunnen spreken van een dienstverlening moet het cateringbedrijf dus een materiële tussenkomst bij de klant hebben. Het kan gaan om de bereiding van de maaltijden ter plaatse, het opdienen, het ter beschikking stellen van borden, van bestekken en glazen). Wat gebeurt er nu indien de cateraar levert aan ziekenhuizen, scholen of bedrijven die zelf over een keuken beschikken? Betaalt de cateraar voor het gebruik van de keuken bij zijn opdrachtgever, dan is er sprake van een levering van goederen. Wordt de keuken daarentegen gratis ter beschikking gesteld en neemt de opdrachtgever ook de kosten van elektriciteit, warm water en reiniging ten laste, dan gaat het om het verstrekken van een dienst. Stelt de opdrachtgever aan het cateringbedrijf zowel de keuken als de verbruikzaal ter beschikking, dan is er sprake van een dienstverrichting en wordt het tarief van 12 procent aangerekend. Het maakt daarbij niet uit of de cateraar al dan niet voor keuken en verbruikzaal betaalt. Door het gebruik van de verbruikzaal is zijn taak immers ruimer dan het bereiden en ter beschikking stellen van maaltijden. (Belga)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content