Michel Maus

‘De fiscale rechtsbescherming wordt meer en meer bepaald door de mensenrechten’

Michel Maus Advocaat en hoogleraar fiscaal recht aan de VUB

Net als in Nederland kan ook bij ons de vraag worden gesteld of de straffen van de fiscale regularisatie in overeenstemming zijn met de niet-retroactiviteit van de strafwet. Dat zegt advocaat en hoogleraar fiscaal recht Michel Maus.

Wie in het verleden fiscale onregelmatigheden heeft begaan, kan die rechtzetten door een beroep te doen op de wetgeving voor de fiscale regularisatie. Over die regularisatie is altijd zwaar gediscussieerd. Het resultaat van die politieke tegenstellingen is dat er sinds 2003 maar liefst vier amnestieregelingen zijn geweest.

In de huidige wetgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen de federale en de Vlaamse regeling. De federale is van toepassing op federale belastingen zoals de inkomstenbelastingen en de btw. Wie inkomsten en kapitalen wil regulariseren die fiscaal nog niet zijn verjaard, betaalt het normale belastingtarief, verhoogd met een boete. Het boetetarief stijgt elk jaar. In 2016 bedroeg de verhoging 20 procent.

Het tarief stijgt jaarlijks met 1 procentpunt tot in 2020 het maximum van 25 procent is bereikt. Op verjaarde inkomsten en kapitalen betaalt de belastingzondaar niet het normale belastingtarief, maar een apart forfaitair tarief van 36 procent, dat ook jaarlijks stijgt met 1 procentpunt tot 40 procent in 2020.

De fiscale rechtsbescherming wordt meer en meer bepaald door de mensenrechten

De Vlaamse regeling , die van toepassing is op niet aangegeven registratie- en successierechten, volgt een ander scenario. De niet fiscaal verjaarde bedragen waarop geen erfbelasting is betaald, kunnen worden geregulariseerd tegen een forfaitair tarief van 35 procent in rechte lijn of tussen partners, of tegen 70 procent in andere gevallen. Voor niet fiscaal verjaarde bedragen die niet onderworpen zijn geweest aan de registratiebelasting, geldt een forfaitaire regularisatieheffing van 20 procent. De fiscaal verjaarde bedragen kunnen worden geregulariseerd tegen een forfaitair tarief van 37 procent, dat jaarlijks wordt verhoogd met 1 procentpunt tot 40 procent in 2020.

Dat lijkt op zich logisch, maar je kunt er toch enkele fundamentele bedenkingen over maken. Om te beginnen is het vanzelfsprekend dat wie fouten heeft begaan, daarvoor wordt bestraft. Die straf is duidelijk bij de regularisatie van de niet verjaarde federale belastingen. Maar dat is minder duidelijk voor de regularisatie van verjaarde federale en Vlaamse belastingen. Daar gelden forfaitaire regularisatietarieven, maar ook die moeten bestraffend werken, aangezien ze doorgaans hoger zijn dan de wettelijk verschuldigde tarieven. Zo bedraagt het hoogste tarief van de erfbelasting in rechte lijn 27 procent.

Inkeerregeling

Ook de jaarlijkse verhoging van de boetetarieven en het tarief van de forfaitaire regularisatieheffingen lijkt logisch. Daarmee wil de overheid een stok achter de deur houden en mensen aanmoedigen om niet te wachten met regulariseren. Maar die verhoging van de boetes roept juridische vragen op. Dat werd onlangs bevestigd door de rechtbank in Den Haag over de Nederlandse inkeerregeling. De rechter stelde dat de verhoging van de sancties bij een fiscale regularisatie juridisch niet kan doorwerken naar feiten uit het verleden, omdat een strafwet niet retroactief kan worden toegepast.

De Nederlandse inkeerregeling bepaalde dat tot 1 januari 2010 geen straf zou worden opgelegd aan belastingplichtigen die spontaan hun fiscale situatie rechtzetten. Na 1 januari 2010 gold de vrijstelling enkel voor belastingplichtigen die hun situatie rechtzetten binnen de twee jaar na de fiscale overtreding.

De Nederlandse rechter concludeerde dat die nieuwe regeling enkel kon gelden voor fiscale overtredingen die zijn begaan vanaf 1 januari 2010 en niet voor eerdere overtredingen. De rechter baseerde zijn stelling op het artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat stelt dat aan niemand een zwaardere straf mag worden opgelegd dan van toepassing was toen het strafbare feit werd begaan.

Het is duidelijk dat dit vonnis ook de rechtsgeldigheid van straffen op fiscale regularisaties ter discussie stelt. Ook bij ons kan de vraag worden gesteld of de straffen van de fiscale regularisatie in overeenstemming zijn met de niet-retroactiviteit van de strafwet. Eens te meer blijkt dat de fiscale rechtsbescherming meer en meer wordt bepaald door de mensenrechten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content